Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[verzoeker], verzoeker,
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft verzoeker op 13 mei 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaarschrift van 2 januari 2024, dat betrekking had op de afwijzing van zijn aanvraag voor een visum voor kort verblijf. De minister van Asiel en Migratie, verweerder in deze procedure, heeft op 30 mei 2024 besloten geen bezwaar meer te maken tegen de afgifte van een enkelvoudig visum voor kort verblijf aan verzoeker. Verzoeker heeft vervolgens zijn beroep ingetrokken en verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank heeft de zaak behandeld op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en heeft zonder zitting uitspraak gedaan. De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Wanneer een beroep wordt ingetrokken omdat het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener, kan de rechtbank op verzoek van de indiener het bestuursorgaan veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank stelt vast dat de termijn voor het nemen van een beslissing op het bezwaar negentien weken bedraagt, gerekend vanaf de dag na de termijn voor het indienen van het bezwaarschrift. De beslistermijn is in dit geval opgeschort en eindigt op 30 mei 2024. Verzoeker heeft verweerder op 19 april 2024 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de wettelijke beslistermijn op dat moment nog niet verstreken was. Daarom is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling van verweerder.
De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling af. Deze uitspraak is gedaan op 4 februari 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.