Op 18 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een verzoeker en het college van burgemeester en wethouders van Rijswijk. De zaak betreft de intrekking van het recht op bijstand van de verzoeker met ingang van 1 april 2025, na een opschorting van dat recht. De voorzieningenrechter oordeelt dat het college niet bevoegd was om het recht op bijstand langer dan acht weken op te schorten, en dus ook niet om het recht op bijstand in te trekken op basis van artikel 54, vierde lid, van de Participatiewet (Pw). De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het college heeft aangekondigd de grondslag van het intrekkingsbesluit in bezwaar te willen wijzigen. In plaats van intrekking op basis van artikel 54, vierde lid, wil het college nu intrekken op basis van artikel 54, derde lid, wegens schending van de inlichtingenplicht. De voorzieningenrechter concludeert dat er vooralsnog geen reden is om aan te nemen dat het gewijzigde besluit in bezwaar niet stand zal houden. De verzoeker heeft vanaf 1 april 2025 geen uitkering meer ontvangen en heeft een spoedeisend belang bij zijn verzoek. De voorzieningenrechter stelt vast dat de verzoeker zijn inlichtingenplicht heeft geschonden door niet te melden dat hij verschillende bedrijven had geregistreerd bij de Kamer van Koophandel, wat relevant is voor het recht op bijstand. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af en er is geen aanleiding voor een vergoeding van de proceskosten.