ECLI:NL:RBDHA:2025:15465

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.2198
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag wegens onbekende bestemming

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 16 januari 2025 niet in behandeling genomen omdat België verantwoordelijk is voor de asielaanvraag. De rechtbank heeft partijen verzocht om aan te geven of zij instemmen met een beslissing zonder zitting. Beide partijen hebben hiermee ingestemd, waardoor de rechtbank het onderzoek heeft gesloten zonder een zitting te houden.

De rechtbank heeft vervolgens beoordeeld of het beroep ontvankelijk is. In een bericht van 22 april 2025 heeft verweerder aan de rechtbank laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 31 juli 2025 laten weten geen contact meer te hebben met eiser. Volgens vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State mag worden aangenomen dat een vreemdeling die met onbekende bestemming is vertrokken, geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Dit betekent dat eiser geen procesbelang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

De rechtbank concludeert dat het beroep niet-ontvankelijk is en dat eiser geen vergoeding van zijn proceskosten krijgt. De uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van J.F. Elzenaar, griffier, en is uitgesproken in het openbaar. Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.2198

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , V-nummer: [v-nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. R.S. Frickus),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Verweerder heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 16 januari 2025 niet in behandeling genomen omdat België ervoor verantwoordelijk is.

Beoordeling door de rechtbank

Geen zitting
2. De rechtbank heeft partijen verzocht om aan te geven of zij ermee instemmen dat zonder zitting op het beroep wordt beslist. Omdat beide partijen hebben aangegeven hiermee in te stemmen, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting [1] .
3. De rechtbank beoordeelt of het beroep ontvankelijk is.
Heeft eiser nog procesbelang?
4. Verweerder heeft in het bericht van 22 april 2025 aan de rechtbank laten weten dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 31 juli 2025 aan de rechtbank laten weten niet meer in contact te staan met eiser.
4.1
Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat als de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken, er in beginsel van uit mag worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De vreemdeling heeft in dat geval geen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep. Dit is alleen anders als een vreemdeling laat weten dat hij nog contact met zijn gemachtigde heeft en dus nog steeds prijs stelt op de door hem verzochte bescherming. Dit impliceert dat de gemachtigde weet dat een vreemdeling nog in Nederland verblijft, waar hij verblijft en dat de gemachtigde nog contact heeft met de vreemdeling over de voortgang van de procedure en de keuzes die daarin moeten worden gemaakt. [2]
4.2
Gelet op deze rechtspraak heeft eiser geen procesbelang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is niet-ontvankelijk.
6. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B. van Dokkum, rechter, in aanwezigheid van
J.F. Elzenaar, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Met toepassing van artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Zie bijvoorbeeld de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662, onder 2.7.