ECLI:NL:RBDHA:2025:15469

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
20 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.36885
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen voortduren van maatregel van bewaring van Algerijnse eiser

Op 2 april 2025 heeft de minister van Asiel en Migratie aan de Algerijnse eiser een maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. De eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij ook om schadevergoeding heeft verzocht. De rechtbank heeft de zaak op 15 augustus 2025 behandeld, waarbij zowel de eiser als zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de minister. Na het sluiten van het onderzoek heeft de rechtbank direct mondeling uitspraak gedaan.

De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen. In de overwegingen van de rechtbank werd benadrukt dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van de eiser. Er zijn verschillende acties ondernomen, zoals het voeren van vertrekgesprekken en het rappelleren van de lp-aanvraag. De rechtbank concludeert dat er voldoende zicht is op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije, en dat de eiser niet actief meewerkt aan zijn uitzetting.

De rechtbank heeft ook vastgesteld dat er geen aanleiding is voor het opleggen van een lichter middel dan bewaring, en dat het voortduren van de maatregel niet onrechtmatig is. De uitspraak is openbaar gemaakt op 15 augustus 2025, en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.36885
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 augustus 2025 in de zaak tussen:

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Algerijnse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. S. Faber),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Inleiding

1.1.
De minister heeft op 2 april 2025 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vw opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
1.2.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 15 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn verschenen. De minister heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten en direct mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.

Overwegingen

2. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
3. De rechtbank heeft deze maatregel van bewaring al eerder getoetst, zoals volgt uit de uitspraak van 27 juni 2025. In dit beroep is daarom van belang wat er sinds het sluiten van het vorige onderzoek op 20 juni 2025 is gebeurd.
4.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister voldoende voortvarend werkt aan de uitzetting van eiser. Uit de voortgangsrapportage en de op de zitting door de minister naar voren gebrachte informatie blijkt dat sinds het sluiten van het onderzoek in de vorige procedure driemaal is gerappelleerd op de lp-aanvraag, namelijk op 4 juli 2025, 24 juli 2025 en op 15 augustus 2025. Daarnaast is op 3 juli 2025 en op 30 juli 2025 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. Verder stond op 8 augustus 2025 een presentatie gepland bij de Algerijnse vertegenwoordiging, maar deze kon geen doorgang vinden omdat eiser niet was verschenen. Dat eiser te ziek was om naar deze presentatie te gaan, is niet gebleken. Deze gang van zaken acht de rechtbank voldoende voortvarend.
4.2.
De rechtbank is verder van oordeel dat zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Algerije niet ontbreekt. Niet in zijn algemeenheid en ook niet in dit specifieke geval. Niet is gebleken dat de Algerijnse autoriteiten hebben aangegeven geen lp voor eiser te zullen afgeven. Bovendien rust op eiser de plicht om actief en volledig mee te werken aan zijn uitzetting. De rechtbank stelt vast dat eiser deze medewerking niet verleent. Ook om deze reden bestaat op dit moment voldoende zicht op uitzetting.
4.3.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister terecht geen aanleiding heeft gezien om aan eiser een lichter middel dan bewaring op te leggen.
4.4.
De rechtbank ziet ook verder geen grond voor het oordeel dat het voortduren van de maatregel onrechtmatig is.

Conclusie en gevolgen

5. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de bewaring nu dus niet wordt opgeheven. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 augustus 2025 door mr.
M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier.
Dit proces-verbaal is bekendgemaakt en door middel van gepseudonimiseerde publicatie openbaar gemaakt op rechtspraak.nl op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.