In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 23 juni 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, die eerder van 17 september 2005 tot en met 16 februari 2010 een bijstandsuitkering ontving, heeft op 14 januari 2025 opnieuw een bijstandsuitkering aangevraagd op grond van de Participatiewet (Pw). Het college van burgemeester en wethouders van Delft heeft de aanvraag echter buiten behandeling gesteld, omdat verzoeker de gevraagde bankafschriften en andere noodzakelijke gegevens niet heeft overgelegd. Ondanks meerdere verzoeken van het college om deze gegevens aan te leveren, heeft verzoeker hier niet aan voldaan.
De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoeker zich in een financiële noodsituatie bevindt, aangezien hij momenteel geen bijstand ontvangt en geen andere inkomsten heeft. Echter, de rechter oordeelt dat het college in redelijkheid gebruik heeft kunnen maken van zijn bevoegdheid om de aanvraag buiten behandeling te stellen, omdat de noodzakelijke gegevens niet zijn aangeleverd. De rechter benadrukt dat de aanvrager gehouden is om de voor een goede beoordeling van de aanvraag vereiste gegevens te overleggen.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen, met de conclusie dat het besluit van 22 mei 2025 naar verwachting in stand zal blijven. Er is geen aanleiding voor het treffen van een voorlopige voorziening en er bestaat geen recht op vergoeding van griffierecht of proceskosten. De uitspraak is openbaar gedaan en er staat geen rechtsmiddel open tegen deze beslissing.