ECLI:NL:RBDHA:2025:15578

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
21 augustus 2025
Zaaknummer
11486282
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aannemingsovereenkomst en gebrekkige uitvoering van werkzaamheden aan een woning

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Den Haag op 6 augustus 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiseres] en [gedaagde] over een aannemingsovereenkomst voor dakrenovatie. [eiseres] heeft [gedaagde] aangesproken op schadevergoeding na gebrekkige uitvoering van de werkzaamheden. De overeenkomst werd gesloten eind 2022, en de werkzaamheden zijn op 30 januari 2023 uitgevoerd. Na de oplevering constateerde [eiseres] diverse gebreken, waaronder spijkers die door het dakbeschot waren geslagen. Ondanks herhaalde toezeggingen van [gedaagde] om de gebreken te herstellen, is dit niet gebeurd. [eiseres] heeft [gedaagde] in gebreke gesteld en uiteindelijk schadevergoeding gevorderd, die door een deskundige is begroot op € 22.475,13.

[gedaagde] betwistte de overeenkomst en stelde dat hij niet verantwoordelijk was voor de werkzaamheden, omdat zijn broer en schoonzus zonder zijn medeweten gebruik hadden gemaakt van zijn handelsnaam. De kantonrechter oordeelde echter dat er wel degelijk een overeenkomst tot stand was gekomen en dat [gedaagde] tekort was geschoten in de nakoming daarvan. De rechter wees de vordering van [eiseres] toe, inclusief de kosten van het deskundigenrapport, en veroordeelde [gedaagde] tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De uitspraak benadrukt de bescherming die artikel 25 lid 3 van de Handelsregisterwet biedt aan derden die te goeder trouw handelen.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
MP/bc
Zittingsplaats Den Haag
Zaaknummer: 11486282 \ RL EXPL 25-599
Vonnis van 6 augustus 2025
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats 1] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
gemachtigde: mr. A.P. van Dijk,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats 2] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
gemachtigde: mr. M.W. van der Heijden

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 17 december 2024;
- de conclusie van antwoord.
1.2.
Op 30 juni 2025 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. waarbij [eiseres] samen met haar partner is verschenen, bijgestaan door mr. A.P. van Dijk. Daarnaast is [gedaagde] samen met zijn zus verschenen, bijgestaan door mr. M.W. van der Heijden. A.P. van Dijk heeft een pleitnota een voorgedragen en overgelegd. Van het verhandelde ter zitting zijn door de griffier aantekeningen gemaakt, die zich in het griffiedossier bevinden.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiseres] is samen met haar echtgenoot eigenaar en bewoner van de woning aan de Loosduinse Hoofdstraat 1178 te Den Haag.
2.2.
In verband met onderhoud aan het dak van de woning heeft [eiseres] eind 2022 contact gezocht met een persoon die zich presenteerde als [gedaagde] (hierna: [gedaagde] ) en handelde onder de naam “ [handelsnaam] ”.
2.3.
Tussen [eiseres] en [handelsnaam] is een aannemingsovereenkomst tot stand gekomen voor een complete dakrenovatie, bestaande uit het verwijderen van het bestaande dak, het aanbrengen van nieuwe folie, tengels, panlatten, dakpannen, alsmede het vernieuwen van het lood bij de schoorsteen en dakkapel. De overeengekomen aanneemsom bedroeg € 12.500,00 inclusief btw. De volledige aanneemsom is door [eiseres] voldaan.
2.4.
De werkzaamheden zijn uitgevoerd op 30 januari 2023 en diezelfde dag afgerond.
2.5.
Na afronding van de werkzaamheden constateerde [eiseres] dat er op diverse plaatsen spijkers door het dakbeschot waren geslagen en zichtbaar waren aan de binnenzijde van de woning. [eiseres] heeft [gedaagde] hiervan direct op de hoogte gesteld. [gedaagde] heeft toegezegd terug te zullen komen voor herstel.
2.6.
Bij brief van 14 maart 2023 heeft [eiseres] [handelsnaam] schriftelijk in gebreke gesteld en hem in de gelegenheid gesteld binnen 14 dagen over te gaan tot herstel van de in de brief omschreven gebreken. Tevens is verzocht om vergoeding van de gevolgschade aan de binnenzijde van de woning, dan wel melding daarvan bij de verzekeraar. Ook is een voorstel gedaan voor bindend advies door Kiwa Dakinspectie.
2.7.
[gedaagde] heeft meerdere malen aangegeven de gebreken te zullen herstellen, maar is daartoe niet verschenen op de gemaakte afspraken.
2.8.
[eiseres] heeft vervolgens een offerte laten opstellen voor herstel van de gevolgschade aan de binnenzijde van de woning, waaronder gebarsten plafondplaten, beschadigde afwerklijsten en doorboring van isolatiefolie. De firma [bedrijfsnaam 1] heeft op 9 november 2023 een offerte uitgebracht ten bedrage van € 5.701,52 inclusief btw. Per brief van 16 november 2023 heeft [eiseres] [handelsnaam] gesommeerd tot betaling van dit bedrag binnen 14 dagen, onder voorbehoud van aanvullende schadeclaims.
2.9.
[gedaagde] heeft niet gereageerd op deze sommatie en is evenmin tot betaling overgegaan. [eiseres] heeft vervolgens geprobeerd een dakdekker te vinden voor de herstelwerkzaamheden aan het dak zelf. Uiteindelijk is een offerte ontvangen van [bedrijfsnaam 2] d.d. 17 januari 2024, ten bedrage van € 4.807,32 inclusief btw.
2.10.
Ter objectieve beoordeling van de uitgevoerde werkzaamheden heeft [eiseres] de firma DEKRA ingeschakeld. [handelsnaam] is bij brief van 29 mei 2024 uitgenodigd om bij de inspectie aanwezig te zijn.
2.11.
Op 30 mei 2024 heeft [gedaagde] per e-mail gereageerd met de mededeling dat hij [eiseres] niet kent, nooit werkzaamheden voor haar heeft verricht en dat sprake zou zijn van identiteitsfraude, waarvan hij aangifte heeft gedaan.
2.12.
De inspectie door DEKRA heeft op 4 juni 2024 plaatsgevonden. De definitieve rapportage is op 30 september 2024 aan [eiseres] verstrekt. DEKRA heeft de totale schade begroot op een bedrag van € 19.919,00 inclusief btw.
2.13.
Op 21 oktober 2024 is de rapportage van DEKRA aan [gedaagde] toegezonden, waarbij hij is geïnformeerd dat [eiseres] hem aansprakelijk stelt voor de door haar geleden schade. Tevens is [gedaagde] gesommeerd om binnen veertien dagen tot betaling over te gaan. [gedaagde] is tot op heden niet overgegaan tot betaling van het door [eiseres] gevorderde schadebedrag.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 22.475,13, vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[eiseres] legt – kort samengevat – aan haar vordering ten grondslag dat eind 2022 tussen partijen een aannemingsovereenkomst tot stand is gekomen, op grond waarvan [gedaagde] via zijn eenmanszaak [handelsnaam] een volledige dakrenovatie zou uitvoeren aan haar woning. De werkzaamheden zijn op 30 januari 2023 uitgevoerd, maar direct daarna heeft zij schade aan de binnenzijde van de woning geconstateerd. Ondanks herhaalde toezeggingen heeft [gedaagde] geen herstel verricht en de schade niet gemeld bij zijn verzekeraar. [eiseres] heeft [handelsnaam] op 14 maart 2023 in gebreke gesteld en, na uitblijvend herstel, op 29 mei 2024 meegedeeld dat zij op grond van artikel 6:87 Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) afziet van verdere nakoming en schadevergoeding vordert. De schade is door DEKRA begroot op € 22.475,13, bestaande uit kosten voor hernieuwde dakrenovatie, herstel van gevolgschade en de rapportage van DEKRA.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van [eiseres] , dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiseres] , met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiseres] in de kosten van deze procedure. [gedaagde] betwist dat hij een overeenkomst met [eiseres] is aangegaan en stelt dat vermoedelijk zijn broer, samen met diens echtgenote mevrouw [naam] (zijn schoonzus), zonder zijn medeweten en zonder zijn toestemming gebruik heeft gemaakt van zijn handelsnaam om de overeenkomst te sluiten. Subsidiair betwist [gedaagde] de gestelde tekortkomingen en de omvang van de schade.

4.De beoordeling

4.1.
Tussen partijen is in geschil of sprake is geweest van een overeenkomst van aanneming van werk tussen [eiseres] en [gedaagde] , op grond waarvan laatstgenoemde aansprakelijk kan worden gehouden voor gebrekkige uitvoering van werkzaamheden aan het dak van de woning van [eiseres] .
Er is een aannemingsovereenkomst tussen partijen gesloten
4.2.
[gedaagde] betwist dat hij een overeenkomst met [eiseres] is aangegaan met betrekking tot de gestelde werkzaamheden. Hoewel hij korte tijd eigenaar is geweest van [handelsnaam] , had hij zijn activiteiten reeds gestaakt ten tijde van de uitvoering van de werkzaamheden. Volgens [gedaagde] heeft niet hij, maar vermoedelijk zijn broer, samen met zijn schoonzus, zonder zijn medeweten en zonder enige vertegenwoordigingsbevoegdheid, gebruikgemaakt van zijn bedrijfsnaam om met [eiseres] te contracteren. Aangezien [gedaagde] geen kennis had van de werkzaamheden, geen betaling heeft ontvangen en inmiddels aangifte heeft gedaan van identiteitsfraude, kunnen de vorderingen van [eiseres] volgens hem geen stand houden en dienen zij te worden afgewezen.
4.3.
[eiseres] heeft daartegenover – onbetwist – gesteld dat zij in 2022 via de website van “ [handelsnaam] ” in contact is gekomen met de onderneming. Zij heeft telefonisch contact gehad met iemand die zich als [gedaagde] voorstelde, via het telefoonnummer dat overeenkwam met het in het handelsregister vermelde nummer van de onderneming. Vervolgens is een schriftelijke overeenkomst gesloten, zoals overgelegd als productie 2 bij dagvaarding. Voorafgaand aan het sluiten van die overeenkomst heeft [eiseres] het handelsregister geraadpleegd en vastgesteld dat “ [handelsnaam] ” sinds 22 juli 2022 stond ingeschreven als eenmanszaak op naam van [gedaagde] . De onderneming is pas op 8 februari 2023, met terugwerkende kracht tot 31 januari 2023, uitgeschreven. Ten tijde van het aangaan én uitvoeren van de overeenkomst stond [gedaagde] dus als eigenaar van de onderneming geregistreerd. Een andere onderneming met dezelfde handelsnaam was op dat moment bij [eiseres] niet bekend. Tot slot heeft [eiseres] onbetwist gesteld dat zij de aanneemsom overgemaakt heeft naar een bankrekening op naam van [gedaagde] .
4.4.
Op grond van artikel 25 lid 3 Handelsregisterwet kan een ingeschrevene aan een derde die van de onjuistheid van een inschrijving niet op de hoogte was, niet tegenwerpen dat de inschrijving onjuist of onvolledig was. Het doel van deze bepaling is het bevorderen van de rechtszekerheid in het handelsverkeer. Nu gesteld noch gebleken is dat [eiseres] wist of moest weten dat de inschrijving van “ [handelsnaam] ” in het handelsregister niet met de werkelijkheid strookte, kan zij zich met succes beroepen op de bescherming die artikel 25 lid 3 Handelregisterwet biedt.
4.5.
Daarbij komt dat, voor zover juist zou zijn dat [gedaagde] de onderneming reeds in september 2022 had gestaakt, het op zijn weg had gelegen om te controleren of de uitschrijving daadwerkelijk had plaatsgevonden. Ter zitting heeft de zus van [gedaagde] verklaard dat de uitschrijving in eerste instantie niet gelukt was, dat zij hierop actie heeft ondernomen, en dat de onderneming uiteindelijk pas per 31 januari 2023 uit het handelsregister is uitgeschreven. Door na te laten om tijdig te verifiëren of de uitschrijving correct was doorgevoerd, heeft [gedaagde] de onjuiste inschrijving in stand gelaten en daarmee de indruk gewekt dat de onderneming nog actief was. Hierdoor heeft hij het risico in het leven geroepen dat derden – zoals [eiseres] – er gerechtvaardigd op mochten vertrouwen dat zij met zijn onderneming te maken hadden. Het enkele feit dat [gedaagde] achteraf stelt dat een ander misbruik van zijn naam heeft gemaakt, is naar het oordeel van de kantonrechter onvoldoende om haar die bescherming te ontnemen.
4.6.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter van oordeel dat tussen [eiseres] en [gedaagde] een overeenkomst van aanneming van werk tot stand is gekomen. Vervolgens moet worden beoordeeld of [gedaagde] tekort is geschoten in de nakoming van die overeenkomst en of hij gehouden is de daardoor ontstane schade te vergoeden.
Tekortkomingen
4.7.
[gedaagde] heeft subsidiair betwist dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming en dat [eiseres] schade heeft geleden. Volgens hem zijn de offertes (producties 5 en 6 bij dagvaarding) en het rapport van DEKRA (productie 10) te laat opgemaakt, waardoor niet meer te beoordelen zou zijn of de uitgevoerde werkzaamheden gebrekkig zijn geweest of dat de schade (mede) is veroorzaakt door externe omstandigheden die hem niet kunnen worden toegerekend. Ook betoogt hij dat door het tijdsverloop niet meer kan worden vastgesteld of [eiseres] aan haar schadebeperkingsplicht heeft voldaan, zodat de schadevordering volgens hem moet worden afgewezen, dan wel op de voet van artikel 6:97 BW jo. artikel 6:101 BW gematigd dient te worden.
4.8.
De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in zijn verweer en overweegt daartoe als volgt. Uit de door [eiseres] overgelegde producties blijkt dat zij reeds op de dag van oplevering, 30 januari 2023, melding heeft gemaakt van schade aan de binnenzijde van de woning. De schade betrof onder meer spijkers die door het dakbeschot heen waren geslagen, wat direct zichtbaar was. In de periode daarna is er herhaaldelijk contact geweest met [handelsnaam] over herstel, dat meermaals is toegezegd, maar nooit is uitgevoerd. Op 14 maart 2023 heeft [eiseres] [handelsnaam] schriftelijk in gebreke gesteld en aansprakelijk gesteld. Die ingebrekestelling ging vergezeld van een fotorapportage waarop de betreffende schade reeds duidelijk zichtbaar is.
4.9.
Dat [eiseres] heeft gewacht met het opvragen van offertes of het laten opstellen van een schaderapport, doet naar het oordeel van de kantonrechter niet af aan het feit dat de gebreken zich reeds direct bij oplevering openbaarden en sindsdien ongewijzigd zijn gebleven. [gedaagde] heeft in de tussenliggende periode bovendien herhaaldelijk de gelegenheid gehad om zelf tot herstel over te gaan, maar heeft daarvan geen gebruik gemaakt. Van verergering van schade of schending van de schadebeperkingsplicht is naar het oordeel van de kantonrechter niet gebleken. Ook uit het rapport van DEKRA blijkt van structurele gebreken die hun oorsprong vinden in ondeugdelijke uitvoering. De schade is door een onafhankelijk expertisebureau, DEKRA, begroot op een bedrag een totaalbedrag van € 19.919,00 inclusief btw. [gedaagde] heeft de inhoudelijke onderbouwing van deze schadeposten niet gemotiveerd betwist. De kantonrechter gaat daarom uit van de juistheid van dit schadebedrag. De kosten van het DEKRA-rapport kwalificeren bovendien als redelijke kosten ter vaststelling van schade in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub b BW en komen daarom eveneens voor vergoeding in aanmerking.
4.10.
Gelet op het voorgaande zal de gevorderde schadevergoeding, inclusief de kosten van het deskundigenrapport, integraal worden toegewezen. De wettelijke rente over dit bedrag wordt, nu deze als zodanig niet is betwist en bovendien op de wet is gegrond, toegewezen zoals gevorderd.
Proceskosten
4.11.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiseres] worden begroot op:
- kosten van de dagvaarding
136,72
- griffierecht
732,00
- salaris gemachtigde
1.086,00
(2 punten × € 543,00)
- nakosten
135,00
(plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
2.089,72

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 22.475,13, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over het toegewezen bedrag, met ingang van 17 december 2024, tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 2.089,72, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D. Jongsma en in het openbaar uitgesproken op 6 augustus 2025.