Overwegingen
1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Is het beroep van eiser gegrond?
3. Eiser heeft op 11 juli 2023 zijn aanvraag ingediend. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3 Sinds 27 januari 2023 is het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.4 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd. De asielaanvraag van eiser valt onder het toepassingsbereik van dit besluit. De beslistermijn in zijn zaak is dus met negen maanden verlengd.
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235.
4. Eiser komt uit Sudan. Met ingang van 8 juli 2023 tot en met 6 juli 2024 gold voor Sudan een besluitmoratorium.5 Gedurende de tijd dat het besluitmoratorium van kracht was, besliste de minister niet op asielaanvragen van vreemdelingen uit dat land. De beslistermijn voor lopende asielaanvragen en van asielaanvragen die tijdens het besluitmoratorium werden ontvangen, is verlengd met één jaar tot ten hoogste 21 maanden.6
5. De beslistermijn eindigt, gelet op het bovenstaande, na het verstrijken van de
21-maanden termijn op 11 april 2025. Eiser heeft de ingebrekestelling op 23 april 2025 ingediend. Eiser heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Het beroep is kennelijk gegrond.
Welke nadere beslistermijn legt de rechtbank aan de minister op?
6. De rechtbank geeft de minister in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen. Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.7
7. De rechtbank overweegt dat de hiervoor genoemde termijn van 21 maanden ziet op de beslistermijn. Dit moet worden onderscheiden van de nadere beslistermijn die de rechtbank met deze uitspraak oplegt. Bij het bepalen van een passende nadere beslistermijn maakt de rechtbank een afweging. Daarbij moet zij rekening houden met zowel het belang van een snelle als een zorgvuldige besluitvorming.8 De omstandigheid dat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden, is één van de aspecten die de rechtbank in deze afweging meeweegt. Ook neemt de rechtbank bij het bepalen van de nadere beslistermijn in acht dat eiser nog niet is gehoord omtrent zijn asielmotieven.
8. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken. De rechtbank acht het niet onmogelijk voor de minister om binnen deze termijn op zorgvuldige wijze een besluit te nemen. Omdat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden, legt de rechtbank een kortere nadere beslistermijn op dan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) met het 8+8-wekenmodel heeft ontwikkeld in haar uitspraak van 8 juli 20209.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
9. In het geval het bestuursorgaan niet tijdig heeft beslist, dan draagt de bestuursrechter het bestuursorgaan op om dit binnen een bepaalde termijn alsnog te doen. De bestuursrechter verbindt aan het niet naleven daarvan een dwangsom.10 In artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet)11 was bepaald dat deze bepalingen niet van toepassing zijn op een besluit op een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor
5 Stcrt. 2023, 18540 en Stcrt. 2024, 146.
6 Artikel 43, eerste lid, van de Vw en artikel 2 van het Besluit instellen besluitmoratorium en vertrekmoratorium vreemdelingen Sudan.
7 Artikel 8:55d, eerste en derde lid, van de Awb.
10 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
11 De Tijdelijke wet was van kracht van 11 juli 2021 tot 15 april 2025 en is op deze zaak nog van toepassing.
bepaalde tijd. De ABRvS heeft echter in haar uitspraak van 30 november 202212 geoordeeld dat deze bepaling uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend was. Dit betekent dat de bestuursrechter aan de minister wél opdraagt om binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en dat de bestuursrechter aan het niet naleven door de minister een dwangsom verbindt.
10. De rechtbank verbindt aan haar uitspraak een dwangsom overeenkomstig het beleid dat de rechtbanken in dit verband hanteren.13 De rechtbank bepaalt in deze zaak dat de minister een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag waarmee de minister de in de uitspraak bepaalde beslistermijn nu nog overschrijdt. Daarbij geldt een maximum van € 15.000,-.
Heeft de minister een bestuurlijke dwangsom verbeurd?
11. Eiser heeft de rechtbank verzocht om de hoogte van de bestuurlijke dwangsom vast te stellen.
12. Met ingang van 15 april 2025 zijn in vreemdelingenzaken de wettelijke bepalingen met betrekking tot de bestuurlijke dwangsom niet meer van kracht.14 Dit is slechts anders als de minister vóór 15 april 2025 niet tijdig heeft beslist én de minister eveneens vóór die datum in gebreke is gesteld. Deze omstandigheid doet zich in deze zaak niet voor. De rechtbank kan de hoogte van de verbeurde dwangsom daarom niet vaststellen.
13. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt en dat de minister binnen acht weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom.
14. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser ook een vergoeding voor de proceskosten die hij heeft gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiser een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor hem een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).
13 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
Zie https://www.rechtspraak.nl/Onderwerpen/Overheidsorganisatie-beslist-niet-op-tijd/Paginas/extra-dwangsom.aspx.