In deze zaak heeft eiseres, een Syrische, beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie omdat deze niet tijdig heeft beslist op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister ontving de aanvraag op 7 april 2024 en had uiterlijk zes maanden de tijd om te beslissen. Eiseres heeft de minister op 10 oktober 2024 in gebreke gesteld, maar heeft pas op 29 oktober 2024 beroep ingesteld, meer dan twee weken na de ingebrekestelling. De rechtbank oordeelt dat de ingebrekestelling en het beroep tijdig zijn ingediend, omdat het besluitmoratorium voor Syrië nog niet van kracht was op dat moment. Dit betekent dat de aanvraag van eiseres onder het toepassingsbereik van het moratorium valt, waardoor de beslistermijn is verlengd tot 7 oktober 2025. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk ongegrond is, omdat de minister nog niet te laat heeft beslist. Eiseres krijgt echter wel een vergoeding voor haar proceskosten, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld. De minister wordt veroordeeld tot betaling van € 453,50 aan proceskosten.