6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer gevaarlijk rijgedrag door (onder meer) met hoge snelheid en onder invloed van cocaïne door de [straatnaam] te Den Haag te rijden, waarmee hij schade aan een ander voertuig heeft toegebracht en levensgevaar of zwaar lichamelijk letsel te duchten was voor andere verkeersdeelnemers. De verdachte heeft hierbij stoptekens van de politie genegeerd, hetgeen resulteerde in een levensgevaarlijke politieachtervolging en een frontale botsing met het dienstvoertuig van verbalisant [verbalisant 1] . Dit alles heeft plaatsgevonden in het centrum van Den Haag, in een drukke straat waar zich mede gelet op het tijdstip vele andere weggebruikers (auto’s, fietsers en voetgangers) bevonden. Dat er geen andere slachtoffers zijn gevallen, is niet te danken aan het rijgedrag van de verdachte maar eerder aan het kordaat optreden van de politie. Het is verbalisant [verbalisant 1] geweest die de verdachte tot stilstand heeft kunnen brengen door ook zichzelf in een gevaarlijke positie te brengen. Uit haar slachtofferverklaring volgt dat de impact van voornoemd handelen op haar fysieke en mentale gesteldheid nog altijd enorm is en dat de vluchtpoging van de verdachte voor haar een dagelijks gevecht is geworden.
Daarbij komt dat de verdachte heeft gereden zonder rijbewijs en onder invloed van cocaïne en wilde ontkomen aan de politie. Dit alles rekent de rechtbank de verdachte zwaar aan.
Verder heeft de verdachte zich tweemaal schuldig gemaakt aan diefstal van een personenauto. Hiermee heeft hij bij de eigenaren van deze voertuigen schade en overlast veroorzaakt en er blijk van gegeven geen respect te hebben voor andermans eigendom.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 8 juli 2025. In het nadeel van de verdachte weegt de rechtbank mee dat hij eerder is veroordeeld voor diefstal (meermaals) en voor het rijden zonder rijbewijs.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 30 juli 2025, waaruit volgt dat sprake is van instabiliteit op diverse leefgebieden en van een hoog recidiverisico. Zo zijn onder andere het middelengebruik en psychosociaal functioneren van de verdachte risicofactoren.
De reclassering adviseert bij veroordeling van de verdachte aan hem op te leggen een (deels) voorwaardelijke straf met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met de mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang en het meewerken aan schuldhulpverlening en aan middelencontrole.
De verdachte heeft op de terechtzitting verklaard zich te zullen houden aan voornoemde bijzondere voorwaarden indien de rechtbank deze aan hem zou opleggen.
Strafoplegging
Gelet op wat hiervoor is overwogen, is de rechtbank van oordeel dat niet kan worden volstaan met een lichtere of andere sanctie dan een straf die deels onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming van na te melden duur met zich brengt.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de verdachte in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet.
De rechtbank zal een deel van die straf voorwaardelijk opleggen, met een proeftijd van twee jaren en daaraan de door de reclassering geadviseerde voorwaarden verbinden, om de verdachte ervan te weerhouden zich in de toekomst opnieuw aan strafbare feiten schuldig te maken en te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen.
Dadelijke uitvoerbaarheid
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gevaar heeft veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van meer personen, te weten benadeelde partij [verbalisant 1] en andere weggebruikers.
Gelet op de problematiek waarmee de verdachte kampt en het feit dat de reclassering het risico op recidive, letsel en het onttrekken aan de voorwaarden inschat als hoog, is de rechtbank van oordeel dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een dergelijk misdrijf zal begaan. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna op grond van art. 14c van het Wetboek van Strafrecht (Sr) te stellen voorwaarden en het op grond van art. 14c Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.
Ontzegging van de rijbevoegdheid om motorrijtuigen te besturen
De rechtbank acht de bijkomende straf van een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van zes maanden passend en geboden.
Gelet op het feit dat de verdachte op dit moment nog niet beschikt over enig rijbewijs, ziet de rechtbank aanleiding om deze straf geheel voorwaardelijk op te leggen.
De rechtbank zal de proeftijd vaststellen op twee jaren en daaraan de algemene voorwaarde verbinden dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Toepassing van artikel 9a Sr
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan overtreding van artikel 107 WVW 1994. De officier van justitie heeft ten aanzien van dit feit gevorderd dat aan de verdachte hechtenis voor de duur van twee weken wordt opgelegd.
De rechtbank acht oplegging van een separate straf voor deze overtreding, gelet op de hoogte van de op te leggen straffen voor de overige strafbare feiten en de daaraan verbonden bijzondere voorwaarden alsmede de omstandigheden waaronder het feit is begaan, niet opportuun.
De rechtbank zal de verdachte ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde dan ook schuldig verklaren en bepalen dat aan hem daarvoor geen een straf of maatregel wordt opgelegd.
Voorlopige hechtenis
De verdediging heeft verzocht om de voorlopige hechtenis op te heffen dan wel te schorsen. Daartoe heeft de verdediging aangevoerd dat de situatie van artikel 67a lid 3 van het Wetboek van Strafvordering zich zou voordoen, indien de rechtbank zou komen tot vrijspraak ten aanzien van de feiten 2 en 4.
Aangezien de rechtbank deze feiten wettig en overtuigend bewezen acht, worden de verzoeken om opheffing dan wel schorsing van het bevel tot voorlopige hechtenis afgewezen.