ECLI:NL:RBDHA:2025:15694

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.8221
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing over proceskostenvergoeding na intrekking van beroep inzake machtiging tot voorlopig verblijf

Op 18 februari 2025 heeft verzoekster beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag van haar referent voor een machtiging tot voorlopig verblijf als familie- en gezinslid. De aanvraag van de referent werd op 13 maart 2025 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen. Verzoekster heeft vervolgens het beroep ingetrokken en verzocht om vergoeding van de proceskosten. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat de veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb. Aangezien de minister alsnog heeft beslist hangende het beroep, is hij gedeeltelijk tegemoetgekomen aan het beroep van verzoekster. De rechtbank heeft het verzoek om proceskostenvergoeding als kennelijk gegrond toegewezen en de kosten vastgesteld op € 453,50, gebaseerd op de door een derde verleende rechtsbijstand.

De rechtbank heeft de minister veroordeeld in de proceskosten van verzoekster tot het genoemde bedrag. Deze uitspraak is gedaan op 21 augustus 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van P. Lukanika, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL25.8221

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. M.S. Yap)
en
de minister van Asiel en Migratie, [1] verweerder.

Procesverloop

Verzoekster heeft op 18 februari 2025 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op de aanvraag van [referent] (referent) om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van verblijf als ‘familie- en gezinslid’ van 15 augustus 2024.
Bij besluit van 13 maart 2025 heeft verweerder de aanvraag van referent afgewezen.
Verzoekster heeft het beroep ingetrokken en daarbij verzocht om verweerder te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. De veroordeling van een partij in de proceskosten is geregeld in de artikelen 8:75 en 8:75a van de Awb en nader uitgewerkt in het Bpb. [3] Als een beroep wordt ingetrokken, omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoet gekomen, kan de rechtbank op verzoek van de indiener dat bestuursorgaan bij afzonderlijke uitspraak veroordelen in de proceskosten. Dit is geregeld in artikel 8:75a van de Awb.
2. Doordat verweerder alsnog heeft beslist hangende het beroep, is verweerder gedeeltelijk aan het beroep van verzoekster tegemoetgekomen.
3. Het verzoek wordt als kennelijk gegrond toegewezen. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Bpb voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van
€ 907 met een wegingsfactor 0,5). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van
€ 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 21 augustus 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van P. Lukanika, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Besluit proceskosten bestuursrecht.