ECLI:NL:RBDHA:2025:15705

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.19744
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake asielaanvraag door prematuur ingediende ingebrekestelling

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de minister van Asiel en Migratie, omdat deze volgens eiser niet tijdig heeft beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes maanden heeft beslist, maar dat de termijn door een recent besluit (WBV 2023/3) met negen maanden is verlengd. Eiser heeft zijn asielaanvraag op 13 oktober 2023 ingediend, en de minister had uiterlijk op 14 juli 2024 moeten beslissen. Echter, door de verlenging eindigde de beslistermijn op 14 april 2025. Eiser heeft de minister op 1 april 2025 in gebreke gesteld, maar de rechtbank oordeelt dat deze ingebrekestelling prematuur was, omdat de termijn nog niet verstreken was. Hierdoor is het beroep van eiser niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling en heeft besloten dat een zitting niet nodig was, aangezien partijen hiermee instemden. De uitspraak is gedaan door rechter R.J.A. Schaaf en is openbaar gemaakt op 20 augustus 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL25.19744
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], eiser, V-nummer: [V-nummer] (gemachtigde: mr. M. Taheri),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiser heeft ingediend, omdat de minister volgens hem niet op tijd heeft beslist op zijn aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

De rechtbank vindt een zitting niet nodig en heeft partijen gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten en de zaak niet behandeld op een zitting.1
Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2
Is het beroep van eiser ontvankelijk?
3. De minister dient uiterlijk zes maanden na ontvangst van een asielaanvraag een beschikking te geven.3 Indien de minister onderzoekt of de aanvraag niet in behandeling dient te worden genomen4, vangt de zesmaandentermijn aan op het moment waarop overeenkomstig de Dublinverordening wordt vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag.5
1. Artikel 8:57, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Artikel 30 van de Vw.
5 Artikel 42, zesde lid, van de Vw.
4. Eiser heeft op 13 oktober 2023 zijn asielaanvraag in Nederland ingediend. Op dezelfde datum bleek uit onderzoek dat de Italiaanse autoriteiten eiser drie maanden eerder een visum hadden verleend. De rechtbank stelt vast dat de minister niet binnen drie maanden na de aanvraag, dus uiterlijk op 13 januari 2024, Italië heeft verzocht om eiser over te nemen. De minister is daarom per 14 januari 2024 verantwoordelijk geworden voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser.6 Dit betekent dat de minister in beginsel uiterlijk op 14 juli 2024 op de aanvraag had moeten beslissen.7
5. Sinds 27 januari 2023 is echter het besluit met kenmerk WBV 2023/3 van kracht.8 Dit besluit heeft tot gevolg dat de beslistermijnen van asielaanvragen die zijn ingediend vanaf 1 januari 2023 tot 1 januari 2024 met negen maanden zijn verlengd. De asielaanvraag van eiser valt onder het toepassingsbereik van dit besluit. De beslistermijn in zijn zaak is dus met negen maanden verlengd en eindigde op 14 april 2025.
6. Eiser heeft de minister op 1 april 2025 in gebreke gesteld. De termijn om te beslissen op zijn aanvraag was toen nog niet verstreken. De ingebrekestelling is daarmee prematuur. Dat maakt dat niet is voldaan aan de voorwaarden voor het indienen van een beroep tegen het niet tijdig beslissen door de minister. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.
8. Het beroep is niet-ontvankelijk. Al om die reden komt de rechtbank niet toe aan het vaststellen van een eventuele verbeurde bestuurlijke dwangsom.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van mr. A.W. van Eerden, griffier.
7 Artikel 42, eerste lid, van de Vw.
8 Staatscourant van 26 januari 2023, nr. 3235.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
20 augustus 2025

Documentcode: [Documentcode]

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een hogerberoepschrift. U moet dit hogerberoepschrift indienen binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.