In deze zaak heeft eiseres, als erfgename van [naam 1], beroep ingesteld tegen de niet-ontvankelijkverklaring van haar bezwaar door het college van burgemeester en wethouders van Leiden. De rechtbank heeft op 22 augustus 2025 uitspraak gedaan. Eiseres was het niet eens met de beslissing van 24 oktober 2023, waarin haar bezwaar niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank heeft eerder, op 9 april 2024, het beroep in eerste instantie ook niet-ontvankelijk verklaard, maar na verzet van eiseres is het onderzoek hervat. Tijdens de zitting op 28 mei 2025 heeft eiseres haar procesbelang toegelicht, waarbij zij stelde dat het college haar de door haar overleden vader aangeschafte traplift op grond van de Wmo 2015 moet vergoeden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de brief van 21 juli 2023, waartegen eiseres bezwaar heeft gemaakt, wel degelijk als een besluit kan worden aangemerkt. De rechtbank concludeert dat het college ten onrechte het bezwaar niet-ontvankelijk heeft verklaard en vernietigt het bestreden besluit. Het college wordt opgedragen om alsnog inhoudelijk op het bezwaar van eiseres te beslissen. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten en het griffierecht.