ECLI:NL:RBDHA:2025:15727

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
19 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
24/9848
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om naturalisatie wegens ernstige vermoedens van gevaar voor de openbare orde

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 19 augustus 2025, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie beoordeeld. Eiser, geboren in 2001 en van Syrische afkomst, heeft een asielvergunning voor onbepaalde tijd en heeft op 8 maart 2024 een verzoek om naturalisatie ingediend. Dit verzoek werd afgewezen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op basis van ernstige vermoedens dat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde. Eiser was eerder veroordeeld voor misdrijven, waaronder het beledigen van een politiefunctionaris en rijden zonder rijbewijs. Hij heeft tegen deze veroordelingen hoger beroep ingesteld, maar de rechtbank oordeelt dat de openstaande strafzaken voldoende grond vormen voor de afwijzing van zijn naturalisatieverzoek. Eiser voert aan dat hij inmiddels is vrijgesproken van een van de beschuldigingen en dat zijn taakstraf is verminderd, maar de rechtbank stelt dat deze omstandigheden niet relevant zijn voor de beoordeling op het moment van de beslissing. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris terecht heeft geoordeeld dat eiser niet voldoet aan de voorwaarden voor naturalisatie en verklaart het beroep ongegrond. Eiser kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen als hij aan alle voorwaarden voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/9848

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 19 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. J. Laros).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie.
1.1.
Verweerder heeft het verzoek met het besluit van 13 augustus 2024 afgewezen. Met het bestreden besluit van 17 december 2024 op het bezwaar van eiser is verweerder daarbij gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [geboortedatum] 2001, heeft de Syrische nationaliteit, en beschikt over een asielvergunning voor onbepaalde tijd. Op 8 maart 2024 heeft eiser een verzoek om naturalisatie ingediend. Hij wil graag het Nederlanderschap verkrijgen. Verweerder heeft dit verzoek afgewezen. Verweerder heeft hieraan ten grondslag gelegd dat er ernstige vermoedens bestaan dat eiser een gevaar vormt voor de openbare orde, de goede zeden of de veiligheid van het Koninkrijk. [1] Bij het beoordelen van het verzoek is namelijk gebleken dat er een strafzaak openstaat bij het parket in Rotterdam, en dat eiser twee keer door de politierechter is veroordeeld. De verdenking ziet op het beledigen van een politiefunctionaris. [2] De veroordelingen zien op het rijden in een voertuig terwijl zijn rijbewijs is ingevorderd. [3] Bij vonnis van 8 november 2023 is eiser veroordeeld tot 40 uur taakstraf subsidiair 20 dagen hechtenis. Eiser heeft hiertegen hoger beroep ingesteld. Bij vonnis van 10 april 2024 is eiser nogmaals veroordeeld tot 40 uur taakstraf subsidiair 20 dagen hechtenis en één week voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van één jaar. Ook hiertegen heeft eiser hoger beroep ingesteld. Volgens verweerder heeft eiser geen bijzondere omstandigheden aangevoerd die maken dat het verzoek om naturalisatie alsnog moet worden toegewezen. Deze zaak gaat over de vraag of verweerder het verzoek om naturalisatie terecht heeft afgewezen.
Wat vindt eiser in beroep?
3. Eiser is het niet eens met de afwijzing. Hij wil al heel lang Nederlander worden. Hij wijst erop dat hij op jonge leeftijd naar Nederland is gekomen en dat iedereen weleens fouten maakt. Hij heeft inderdaad fouten gemaakt, maar deze zijn niet zo erg, aldus eiser. Bij het indienen van het verzoek was hij niet op de hoogte van de openstaande strafzaken. De in beroep overgelegde Justitiële documentatie klopt ook niet. Hij werd verdacht van het beledigen van een politiefunctionaris, maar hij is daarvan recent vrijgesproken. Ook de overige feiten zijn inmiddels afgedaan. De taakstraf die hij heeft gekregen is verminderd naar 20 uur. Hij zou daarom alsnog in aanmerking moeten komen voor naturalisatie.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder het verzoek van eiser om naturalisatie terecht heeft afgewezen. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
Welk moment is beslissend voor de beoordeling?
5. De rechtbank overweegt dat het peilmoment voor de beoordeling het verzoek om naturalisatie of de beslissing daarop is. [4] Verweerder verwijst terecht naar een uitspraak van de Afdeling. [5] Dit betekent dat verweerder alleen kijkt naar de situatie zoals deze op dat moment was en dat de rechtbank gehouden is om daarbij aan te sluiten.
5.1.
Eiser noemt op zitting dat hij dit jaar is vrijgesproken van belediging van een politiefunctionaris. Voor de overige feiten is de taakstraf inmiddels verminderd naar 20 uur taakstraf in totaal. Volgens eiser zou hij dus alsnog in aanmerking moeten komen voor naturalisatie, omdat de resterende taakstraf minder dan 36 uur is. Deze gewijzigde omstandigheden kan de rechtbank echter niet bij de beoordeling betrekken, omdat deze van ná het verzoek en de beslissing daarop zijn. De rechtbank beoordeelt gelet op het voorgaande of verweerder zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser niet aan de voorwaarden voor naturalisatie voldoet, op het moment van het verzoek of de beslissing daarop.
Voldeed eiser aan de voorwaarden voor naturalisatie?
6. Verweerder heeft zich terecht op het standpunt gesteld dat eiser op het moment van het verzoek of de beslissing daarop niet aan de voorwaarden voor naturalisatie voldeed. Eén van de voorwaarden is dat eiser geen gevaar vormt voor de openbare orde, de goede zeden of de veiligheid van het Koninkrijk. De Handleiding Rijkswet op het Nederlanderschap 2003 (de Handleiding) dient als uitgangspunt bij beoordeling van de vraag of sprake is van ernstige vermoedens dat de betrokkene gevaar oplevert voor de openbare orde. [6] Van een serieuze verdenking is onder meer sprake, als:
tegen de vreemdeling proces-verbaal wegens misdrijf is opgemaakt, en de strafzaak niet is beëindigd of de strafbeschikking niet is uitgevaardigd;
tegen de vreemdeling een strafzaak wegens misdrijf openstaat;
de vreemdeling zich nog in de proeftijd bevindt. Een proeftijd kan worden verbonden aan een voorwaardelijk sepot, een voorwaardelijke veroordeling of voorwaardelijke gratie; of
er sprake is van een nog niet onherroepelijk geworden strafvonnis.
Uit de Handleiding volgt verder onder meer dat ook als de vreemdeling is veroordeeld voor een misdrijf of jegens hem ter zake van een misdrijf een strafbeschikking is uitgevaardigd, maar hij tegen het vonnis in hoger beroep is gegaan of verzet heeft aangetekend tegen de strafbeschikking, de strafzaak nog niet onherroepelijk is afgedaan en er nog steeds sprake is van een serieuze verdenking.
6.1.
In het geval van eiser gaat het om drie verschillende strafzaken waarbij er sprake is van een serieuze verdenking van het plegen van een misdrijf. Dit blijkt ook uit de bij het verweerschrift overgelegde Justitiële documentatie van 1 mei 2024, en van 16 december 2024 (deze zijn volgens verweerder per abuis in beroep niet direct met de gedingstukken overgelegd). In twee van de zaken is eiser naar eigen zeggen na een veroordeling in hoger beroep gegaan. Dat doet er niet aan af dat in die zaken nog steeds sprake was van een serieuze verdenking. Eiser spreekt tegen dat hij een gevaar voor de openbare orde vormt. De rechtbank begrijpt dat het voor eiser moeilijk verteerbaar is dat hij als een gevaar voor de openbare orde wordt gezien en dat hij zichzelf ook niet als gevaar ziet omdat hij inmiddels is veranderd, een eigen bedrijf en een woning heeft. Het feit dat op het moment van het verzoek of de beslissing sprake is van openstaande strafzaken is echter al voldoende voor verweerder om aan te nemen dat ernstige vermoedens bestaan dat eiser een gevaar oplevert voor de openbare orde.
6.2.
Nu op het moment van het verzoek of de beslissing daarop sprake was van een serieuze verdenking vanwege de openstaande strafzaken wegens een misdrijf, heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat ten tijde van belang sprake is van ernstige vermoedens dat eiser gevaar oplevert voor de openbare orde.
Spelen er in deze zaak bijzondere feiten en omstandigheden?
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder zich op het standpunt mogen stellen dat de door eiser aangevoerde omstandigheden niet zodanig bijzonder zijn dat verweerder van het beleid in de Handleiding had moeten afwijken.
7.1.
Eiser kan in het kader van paragraaf 6 van de Handleiding bijzondere feiten en omstandigheden naar voren brengen die al dan niet leiden tot de conclusie dat hij geen gevaar vormt voor de openbare orde. Eiser heeft er in bezwaar op gewezen dat hij jong was toen hij naar Nederland kwam en dat hij fouten heeft gemaakt, maar dat hij hiervan heeft geleerd. Hij heeft hier veel meegemaakt, hij heeft bijvoorbeeld bijna drie jaar lang geen woning gehad. In oktober 2023 kreeg hij een woning en sindsdien heeft hij zijn zaken weer op orde. Hij heeft een goedlopend schoonmaakbedrijf. Hij zou, net als zijn familie, graag naturaliseren zodat hij – zonder zorgen – verder kan met zijn leven. Dat hij een politieagent zou hebben beledigd, is bovendien niet juist. Hij kent mensen die wel genaturaliseerd zijn, terwijl zij ergere dingen dan hij hebben gedaan. Hij vindt de afwijzing daarom niet eerlijk. Deze omstandigheden zijn door verweerder bij de beoordeling betrokken. Verweerder heeft zich op het standpunt mogen stellen dat deze omstandigheden niet als dusdanig bijzonder worden beschouwd dat van het openbare orde-beleid moet worden afgeweken.
Wat betekent de uitkomst van deze zaak voor eiser?
8. De rechtbank begrijpt dat eiser graag wil naturaliseren. Verweerder heeft er terecht op gewezen dat deze afwijzing niet betekent dat eiser nooit meer in aanmerking kan komen voor het Nederlanderschap. Eiser kan een nieuw verzoek om naturalisatie doen. Op het moment dat hij aan alle voorwaarden voldoet, kan hij alsnog het Nederlanderschap verkrijgen. Of een nieuw verzoek wordt toegewezen, hangt dan onder meer af van of de strafzaken inderdaad zijn afgedaan en welke straf aan eiser is opgelegd. Als wat eiser hierover aanvoert juist is, dan kan hij mogelijk direct al een nieuw verzoek doen. Onder andere omstandigheden zal hij mogelijk eerst de rehabilitatietermijn van vijf jaar moeten afwachten voordat een nieuw verzoek kan worden toegewezen. Er is in deze zaak geen actuele Justitiële documentatie overgelegd. De rechtbank kan daarom niet controleren wat de huidige stand van zaken is, of alle zaken inmiddels zijn afgedaan en welke straf aan eiser is opgelegd. De rechtbank raadt eiser aan om zich eerst goed te laten adviseren voordat hij een nieuw verzoek doet.

Conclusie en gevolgen

9. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder het verzoek om naturalisatie terecht heeft afgewezen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D. Biever, rechter, in aanwezigheid van mr. E. van den Nieuwendijk, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 19 augustus 2025.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 9, eerste lid, aanhef en onder a, van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
2.Verdenking van het handelen in strijd artikel 266, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht en artikel 267, eerste lid, aanhef en onder 2, van het Wetboek van Strafrecht.
3.Wegens handelen in strijd met artikel 9, zevende lid, van de Wegenverkeerswet 1994.
5.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 30 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4395.
6.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 9 november 2022, ECLI:NL:RVS:2022:3230, r.o. 2.