ECLI:NL:RBDHA:2025:15728

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
22 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.15546
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om bestuurlijke dwangsom

In deze zaak heeft eiser op 25 juli 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 6 april 2023. De rechtbank heeft op 20 november 2024 het beroep gegrond verklaard en verweerder opgedragen om binnen acht weken een besluit op de aanvraag bekend te maken. Op 3 april 2025 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag. Verweerder heeft op 24 juni 2025 de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Eiser heeft aangegeven het beroep te handhaven om de bestuurlijke dwangsom en proceskostenveroordeling vast te stellen.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat met de afwijzing van de asielaanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen, waardoor eiser geen procesbelang meer heeft. Eiser verzocht de rechtbank om de door verweerder verbeurde bestuurlijke dwangsom vast te stellen, maar de rechtbank oordeelt dat de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND van toepassing is, waardoor eiser in dit geval geen bestuurlijke dwangsom kan verkrijgen.

De rechtbank heeft verweerder wel veroordeeld in de proceskosten die eiser heeft moeten maken, vastgesteld op € 453,50. De rechtbank oordeelt dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is, aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit. De uitspraak is gedaan op 21 augustus 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
Zaaknummer: NL25.15546

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser,

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.G. Grigorjan)
en
de minister van Asiel en Migratie, [1] verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 25 juli 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 6 april 2023.
Bij uitspraak van 20 november 2024 heeft deze rechtbank, zittingsplaats Roermond, het beroep van 25 juli 2024 gegrond verklaard en daarbij verweerder opgedragen om binnen een termijn van acht weken een besluit op de aanvraag bekend te maken (ECLI:NL:RBLIM:2024:8391).
Op 3 april 2025 heeft eiser opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de hierboven genoemde aanvraag.
Bij besluit van 24 juni 2025 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Desgevraagd heeft eiser meegedeeld het beroep te handhaven met het oog op het vaststellen van de (bestuurlijke) dwangsom en de proceskostenveroordeling.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [2] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, dient te worden vastgesteld dat met de afwijzing van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen, zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
2. Eiser verzoekt de rechtbank om de door verweerder verbeurde bestuurlijke dwangsom vast te stellen. Nu de ingebrekestelling vóór de inwerkingtreding van de Wet herziening regels niet tijdig beslissen in vreemdelingenzaken [3] is ingediend, geldt de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND. Nu artikel 1 van deze wet in dit geval de mogelijkheid van een bestuurlijke dwangsom uitsluit, kan eiser met het beroep niet bereiken wat hij wil, zodat ook in zoverre het procesbelang ontbreekt.
3. Doordat verweerder eerst hangende beroep tegen het niet tijdig beslissen alsnog heeft beslist op de aanvraag, is gedeeltelijk tegemoetgekomen aan eiser. De rechtbank ziet hierin aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten die eiser heeft moeten maken. De proceskosten worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 453,50, bestaande uit een punt voor het indienen van het beroepschrift met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5 (licht). De rechtbank is van oordeel dat de wegingsfactor ‘licht’ van toepassing is aangezien het beroep alleen ziet op het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 453,50 (vierhonderddrieënvijftig euro en vijftig cent).
Deze uitspraak is gedaan op 21 augustus 2025 door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van P. Lukanika, griffier, openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.
2.Algemene wet bestuursrecht.
3.Staatsblad 2025, 96, inwerkingtreding 15 april 2025.