ECLI:NL:RBDHA:2025:15781

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 augustus 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
25-4508
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing voorlopige voorziening tegen tijdelijke omgevingsvergunning voor boulderhal in Delft

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 22 augustus 2025 uitspraak gedaan op het verzoek om een voorlopige voorziening van Bouldercentrum Delfts Bleau B.V. tegen de tijdelijke omgevingsvergunning die is verleend voor het realiseren van een boulderhal in Delft. De vergunninghoudster had op 11 december 2024 een omgevingsvergunning aangevraagd, welke op 28 mei 2025 door het college van burgemeester en wethouders van Delft was verleend. Verzoekster heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 22 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter het verzoek behandeld, waarbij de gemachtigden van de betrokken partijen aanwezig waren.

De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen, omdat er volgens hem geen spoedeisend belang aanwezig was. Hij oordeelde dat er uiterlijk in november 2025 op het bezwaar van verzoekster beslist zal worden en dat de boulderhal niet eerder dan in januari 2026 open zal gaan. De werkzaamheden die in de tussentijd worden verricht, zijn niet onomkeerbaar en raken verzoekster niet in haar belang. De voorzieningenrechter concludeerde dat het verzoek om voorlopige voorziening niet toewijsbaar was, en dat er geen aanleiding was voor vergoeding van griffierecht of proceskosten. Tevens is partijen medegedeeld dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 25/4508

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter van

22 augustus 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

Bouldercentrum Delfts Bleau B.V., te Delft, verzoekster

(gemachtigde: mr. C.J. Visser),
en

het college van burgemeester en wethouders van Delft, het college

(gemachtigde: R. Piet).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel:
De Klimmuur B.V., te Rotterdam (vergunninghoudster)
(gemachtigde: mr. W. de Vis).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoekster tegen de tijdelijke omgevingsvergunning die is verleend voor het realiseren van een sportvoorziening in de vorm van een boulderhal aan de [adres] in Delft voor een periode van 10 jaar.
Op 11 december 2024 heeft vergunninghoudster deze omgevingsvergunning aangevraagd.
Met het bestreden besluit van 28 mei 2025 heeft het college aan vergunninghoudster de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Verzoekster heeft hiertegen bezwaar gemaakt en de voorzieningenrechter gevraagd om een voorlopige voorziening te treffen.
Het college heeft op het verzoek gereageerd met een verweerschrift.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 22 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: mr. C.J. Dekker als vervanger van de gemachtigde van verzoekster, vergezeld door [naam 1] , de gemachtigde van het college, vergezeld door [naam 2] en de gemachtigde van vergunninghoudster, vergezeld door [naam 3] .
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

2. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe hij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
3. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter ontbreekt het voor toewijzing van een verzoek om voorlopige voorziening vereiste spoedeisend belang, omdat naar verwachting uiterlijk in november beslist zal worden op het bezwaar en daarnaast - zoals ter zitting is gebleken - de boulderhal niet eerder dan in januari 2026 open zal gaan.
4. Dat in de tussentijd al werkzaamheden worden verricht, leidt niet tot een ander oordeel. Die werkzaamheden zijn namelijk, anders dan in de door verzoekster genoemde uitspraken, niet onomkeerbaar en raken verzoekster ook niet in haar belang.
5. De uitspraak van de voorzieningenrechter van de rechtbank Den Haag van 12 juni 2025 [1] die verzoekster ter zitting heeft genoemd, is ook niet vergelijkbaar, omdat in die zaak het vergunde kinderdagverblijf al zou worden geopend vóórdat de beslissing op bezwaar was genomen.
6. Dat verzoeker nieuwe of bestaande klanten zou verliezen al vóórdat de nieuwe hal open is, acht de voorzieningenrechter niet aannemelijk, omdat die klanten tot die tijd nog niet terecht kunnen in de nieuwe hal. Bovendien zou het verliezen van klandizie slechts leiden tot een financieel nadeel, terwijl dat op grond van vaste jurisprudentie geen toereikend spoedeisend belang oplevert.

Conclusie en gevolgen

7. De voorzieningenrechter wijst het verzoek af. Dat betekent dat het bestreden besluit niet wordt geschorst. Voor vergoeding van het griffierecht of een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
8. Partijen zijn erop gewezen dat tegen deze mondelinge uitspraak geen hoger beroep of verzet openstaat.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 22 augustus 2025 door mr. A.J. van der Ven, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van drs. A.C.P. Witsiers, griffier.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op:

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.