ECLI:NL:RBDHA:2025:15784
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing voorlopige voorziening in vreemdelingenzaak met terugkeerbesluit en inreisverbod
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 25 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoeker, een Turkse nationaliteit, had een terugkeerbesluit en een zwaar inreisverbod van 10 jaar opgelegd gekregen door de minister van Asiel en Migratie. Verzoeker heeft beroep ingesteld tegen dit besluit en vroeg de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat hij de behandeling van zijn beroep in Nederland kon afwachten. De strafrechtelijke detentie van verzoeker eindigt op 27 augustus 2025, en hij vreest te worden uitgezet naar Turkije. De inhoudelijke behandeling van het beroep is gepland op 7 november 2025.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek om een voorlopige voorziening beoordeeld en geconcludeerd dat er geen sprake is van een spoedeisend belang. De minister heeft aangegeven dat er geen uitzettingshandelingen zullen plaatsvinden, aangezien verzoeker op 4 augustus 2025 een asielaanvraag heeft ingediend. Hierdoor heeft verzoeker rechtmatig verblijf op grond van artikel 8, aanhef en onder f, van de Vreemdelingenwet. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding gezien om te twijfelen aan de mededeling van de minister dat uitzetting op dit moment niet dreigt.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen en aangegeven dat er geen proceskostenveroordeling zal plaatsvinden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.