ECLI:NL:RBDHA:2025:15794

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 juli 2025
Publicatiedatum
25 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.25114
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, enkelvoudige kamer, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 3 juni 2025 niet in behandeling genomen, omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld. De rechtbank heeft partijen uitgenodigd voor een zitting op 22 juli 2025, maar heeft later besloten dat een zitting niet nodig was en het onderzoek gesloten.

De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen procesbelang meer heeft. Dit is gebaseerd op informatie van de vreemdelingenpolitie en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers, waaruit blijkt dat eiser op 12 juni 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 26 juni 2025 meegedeeld geen contact meer te hebben met eiser. De rechtbank stelt vast dat als een vreemdeling met onbekende bestemming vertrekt, dit kan betekenen dat hij geen prijs meer stelt op de bescherming die hij zocht in Nederland.

De rechtbank concludeert dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, en verklaart het beroep niet-ontvankelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. Y. Yeniay - Cenik, in aanwezigheid van griffier mr. J. de Lange, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.25114

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 25 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser], v-nummer: [nummer], eiser

(gemachtigde: mr. E.A. Welling),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 3 juni 2025 niet in behandeling genomen omdat Zwitserland verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.2.
De rechtbank heeft partijen uitgenodigd voor de zitting van 22 juli 2025, maar heeft partijen daarna laten weten dat zij een zitting niet nodig vindt en gevraagd of zij het daarmee eens zijn. Omdat partijen daarna niet om een zitting hebben gevraagd, heeft de rechtbank de uitnodigingen voor de zitting ingetrokken en het onderzoek gesloten. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser geen procesbelang meer heeft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
2.1.
De minister heeft op 19 juni 2025 meegedeeld dat eiser volgens meldingen van de vreemdelingenpolitie en het Centraal Orgaan opvang asielzoekers op 12 juni 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. Op 26 juni 2025 heeft de gemachtigde van eiser meegedeeld geen contact meer te hebben met eiser.
2.2.
Als een vreemdeling in Nederland een asielaanvraag heeft gedaan en vervolgens met onbekende bestemming vertrekt, dan kan dat betekenen dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. De rechtbank kan het beroep dan niet-ontvankelijk verklaren, omdat de vreemdeling in dat geval geen procesbelang (meer) heeft. De rechtbank moet daar wel voorzichtig mee omgaan. Als de gemachtigde van de betrokken vreemdeling nog contact onderhoudt met de vreemdeling over het verloop van de procedure, dan mag er in beginsel van uit worden gegaan dat de vreemdeling nog wel procesbelang heeft. Dat is alleen anders als er concrete aanknopingspunten bestaan waaruit kan worden afgeleid dat de vreemdeling geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland en ook op een andere manier geen actueel of reëel belang meer heeft. [2]
2.2.
Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden en gezien de informatie van de gemachtigde van eiser neemt de rechtbank aan dat eiser met onbekende bestemming is vertrokken en dat hij geen prijs meer stelt op de door zijn aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep.

Conclusie en gevolgen

3. Het beroep is niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt dus de zaak niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. Y. Yeniay - Cenik, rechter, in aanwezigheid van
mr.J. de Lange, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dit mogelijk.
2.Zie bijvoorbeeld ABRvS 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.