ECLI:NL:RBDHA:2025:15917

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 augustus 2025
Publicatiedatum
27 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.11282
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Ethiopische eiser met politieke activiteiten voor de Oromo-gemeenschap

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 8 augustus 2025, wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een Ethiopische eiser behandeld. De eiser, die van Oromo-nationaliteit is, heeft op 15 november 2023 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 4 maart 2025 afgewezen, met het argument dat de asielrelaas van de eiser ongeloofwaardig is. De rechtbank beoordeelt de beroepsgronden van de eiser en komt tot de conclusie dat de minister de afwijzing terecht heeft gehandhaafd. De rechtbank stelt vast dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Ethiopië gegronde vrees voor vervolging heeft vanwege zijn politieke activiteiten voor de Oromo-gemeenschap. De rechtbank wijst erop dat de minister de verklaringen van de eiser over de problemen met de politie en de steun van zijn vader aan de Oromo Liberation Front (OLF) niet geloofwaardig acht. De rechtbank concludeert dat de eiser niet heeft aangetoond dat hij een verhoogd risico loopt op willekeurig geweld of vervolging. De uitspraak eindigt met de beslissing dat het beroep van de eiser ongegrond is verklaard, en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.11282

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 8 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiser] , v-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. S.A.S. Jansen),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. C.D.G. van IJzendoorn).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000. [1] Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De minister heeft het asielrelaas van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Ethiopië gegronde vrees voor vervolging heeft vanwege zijn politieke activiteiten voor de Oromo-gemeenschap. Eiser heeft niet met individuele persoonlijke omstandigheden aannemelijk gemaakt dat hij een verhoogd risico loopt om slachtoffer te worden van willekeurig geweld. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
1.2.
Onder 2 staat het procesverloop in dit geding. Onder 3 staan de van belang zijnde feiten en omstandigheden die hebben geleid tot het bestreden besluit. De beoordeling door de rechtbank volgt vanaf 5. Daarbij gaat de rechtbank in op de volgende vragen. Heeft de minister de problemen die eiser heeft ondervonden vanwege de steun van eisers vader aan de OLF ten onrechte ongeloofwaardig geacht? Heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Ethiopië gegronde vrees voor vervolging heeft? Heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij gevaar loopt als gevolg van willekeurig geweld? Aan het eind staat de beslissing van de rechtbank en de gevolgen daarvan.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 15 november 2023 een aanvraag om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 4 maart 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 26 mei 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser stelt van Ethiopische nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 2008. Eiser behoort tot de Oromo-bevolkingsgroep. De politie heeft eisers vader geboeid en meegenomen, omdat hij de Oromo Libiration Front (OLF) steunt. Eiser wilde zijn vader beschermen en is toen door de politie met een wapen op zijn rug geslagen. Later zijn de politie of militairen teruggekomen om eiser op te halen. Toen zij langskwamen heeft eiser zich in een watertank verstopt. Op aanraden van zijn moeder is hij naar het busstation gegaan en heeft hij zich verborgen in een bus naar Finfinne (Addis Abeba). Daarna is hij met mensensmokkelaars, via Soedan en Libië naar Italië gegaan. In Nederland heeft hij politieke activiteiten voor de Oromo-gemeenschap ontplooid.
Het bestreden besluit
4. De minister stelt zich op het standpunt dat de verklaringen van eiser over zijn identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. Dit geldt ook voor de verklaringen over de politieke activiteiten die eiser in Nederland heeft verricht. De minister stelt zich hierover echter op het standpunt dat eiser geen gegronde vrees heeft voor vervolging vanwege deze politieke activiteiten. De verklaringen van eiser over de problemen met de politie vanwege zijn vaders steun aan de OLF acht de minister niet geloofwaardig. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Heeft de minister de problemen die eiser heeft ondervonden vanwege de steun van eisers vader aan de OLF ten onrechte ongeloofwaardig geacht?
5. Eiser betoogt dat de minister de problemen die eiser heeft ondervonden vanwege de steun van zijn vader aan de OLF ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht. Eiser bestrijdt dat enkel sprake is van veronderstellingen en verklaringen van derden als het gaat om zijn verklaringen over de gevangenschap van zijn vader en de omstandigheid dat de overheid hem zoekt. Eiser heeft namelijk zelf gehoord toen hij in de watertank zat dat men op zoek was naar hem, waarbij zijn vader als ‘OLF shane’ aanhanger is genoemd. Op de zitting heeft eiser toegelicht dat de autoriteiten tegenwoordig geen onderscheid meer maken tussen de OLF en OLF shane, ook wel Oromo Liberation Army (OLA) genoemd. Dit werd eerder aangemerkt als de gewapende tak van de OLF. Ter onderbouwing van de positie van leden en sympathisanten van de OLF wijst eiser op een stuk van VluchtelingenWerk Nederland. [2]
5.1.
Ten aanzien van het standpunt van de minister op de zitting, dat sprake is van strijd met de goede procesorde, is de rechtbank van oordeel dat dit niet het geval is. Hoewel de gemachtigde van eiser gebruik heeft gemaakt van een enigszins omvangrijke pleitnotitie, is namelijk niet gebleken dat op de zitting wezenlijk nieuwe informatie naar voren is gebracht.
5.2.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eisers verklaringen over de gevangenschap van zijn vader gebaseerd zijn op verklaringen van derden en veronderstellingen. De minister heeft zich op het standpunt mogen stellen dat het feit dat politie bij eiser thuis is geweest hier niet aan af doet, aangezien eiser niet inzichtelijk heeft gemaakt wat de reden is dat de politie bij hem thuis is geweest en waarom zij gevraagd hebben waar eiser was. Hierbij wijst de minister er ook terecht op dat eiser zelf heeft verklaard niet te weten of iemand naar hem persoonlijk op zoek is in Ethiopië. [3] Hier komt bij dat eiser heeft verklaard geen persoonlijke problemen te hebben ondervonden tijdens de gevangenschap van zijn vader en ook niet toen zijn vader weer thuis was. De minister heeft terecht tegengeworpen dat het ongerijmd is dat hij nu ineens wel door de autoriteiten gezocht wordt, terwijl dat gedurende een periode van 1,5 jaar niet het geval was. Ook als wordt uitgegaan van de stelling van eiser dat er geen onderscheid meer wordt gemaakt tussen OLF en OLA, heeft de minister niet geloofwaardig hoeven achten dat eiser als OLF-aanhanger gezien wordt, aangezien hij al die tijd geen problemen heeft gehad.
De minister stelt zich niet ten onrechte op het standpunt dat van eiser mag worden verwacht dat hij alle relevante feiten en omstandigheden aanvoert die hebben geleid tot zijn vertrek uit zijn land van herkomst en die van belang zijn voor zijn aanvraag. Van eiser mag dus worden verwacht dat hij helder kan verklaren over de reden dat zijn vader uit de gevangenis werd vrijgelaten, aangezien dit een cruciaal onderdeel is van eisers asielrelaas. De minister werpt eiser niet ten onrechte tegen dat hij voor de vrijlating van zijn vader geen duidelijke verklaring heeft gegeven. Hier komt nog bij dat de verklaring van eiser dat hij niet bij zijn vader in de gevangenis op bezoek wilde, omdat hij de aandacht niet nog meer op zichzelf wilde vestigen deels gevolgd wordt door de minister. De minister wijst er echter terecht op dat eisers verklaringen hierover ongerijmd zijn en dat het voorgaande de conclusie uit het voornemen niet verandert. Als de autoriteiten op zoek zouden zijn naar eiser, zou hij immers al bekend zijn bij de autoriteiten en zou een bezoek aan eisers vader in de gevangenis hier niet meer aan af doen. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de minister de problemen die eiser heeft ondervonden vanwege de steun van eisers vader aan de OLF niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
Heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij bij terugkeer naar Ethiopië gegronde vrees voor vervolging heeft?
6. Eiser betoogt dat hij een gegronde vrees voor vervolging heeft, omdat hij herkenbaar in beeld is geweest bij politieke activiteiten voor de Oromo-gemeenschap in Nederland. Op basis daarvan is de kans groot dat hij door de Ethiopische autoriteiten zal worden aangemerkt als tegenstander en/of verrader en dat hij daardoor bij terugkeer een gegronde vrees voor vervolging heeft. Uit verschillende algemeen ambtsberichten [4] blijkt dat de Ethiopische autoriteiten bepaalde personen, zoals politici en journalisten, in de gaten houden door middel van afluisterapparatuur en het observeren van (sociale) media. Daarnaast blijkt hieruit dat de Ethiopische overheid geïnteresseerd is in activiteiten van opposanten in het buitenland. Eiser heeft een brief van de Vereniging Hawasa Oromo Nederland overgelegd, waar uit blijkt dat hij een actief lid is en regelmatig aan activiteiten deelneemt. [5] Daarnaast stelt eiser dat uit het algemeen ambtsbericht van 2022 blijkt dat de regionale regering in Oromia jongeren gedwongen rekruteert voor het federale leger. Ook wijst eiser ter onderbouwing op een stuk van VluchtelingenWerk en een tweetal uitspraken van de zittingsplaats Rotterdam. [6] Eiser vreest dat hij bij terugkeer gerekruteerd zal worden. Dit is ook de reden geweest dat hij destijds zijn land van herkomst heeft verlaten.
6.1.
Vooropgesteld moet worden dat eiser pas in Nederland is begonnen met het ontplooien van politieke activiteiten voor de Oromo gemeenschap. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat eiser er niet in geslaagd is te concretiseren of inzichtelijk te maken dat hij door zijn deelname aan politieke activiteiten in Nederland bekend is geworden bij de Ethiopische autoriteiten en dat hij hierdoor bij terugkeer een vrees voor vervolging zou moeten hebben. De minister heeft hierbij terecht betrokken dat eiser tijdens de activiteiten geen speciale rol had waardoor hij zich heeft onderscheiden ten opzichte van andere demonstranten. De rechtbank is het dan ook met de minister eens dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat juist hij van alle deelnemers herkend zou worden. De minister heeft er ook terecht op gewezen dat het standpunt van eiser dat hedendaagse technieken, zoals gezichtsherkenning, op de filmpjes die op sociale media zijn gedeeld, toegepast kunnen worden is gebaseerd op aannames. De minister stelt zich daarnaast terecht op het standpunt dat eiser geen concrete verklaringen heeft afgelegd waaruit blijkt dat de Ethiopische overheid op de hoogte is van zijn activiteiten in Nederland en dat zij op basis hiervan naar hem op zoek zouden zijn. Uit het algemeen ambtsbericht van 2024 [7] blijkt namelijk dat alleen politici en journalisten in de gaten worden gehouden. Eiser is geen van beide. Ook wijst de minister er terecht op dat uit het algemeen ambtsbericht van 2022 [8] blijkt dat de Ethiopische autoriteiten niet over capaciteit en middelen beschikken om activiteiten van mensen in het buitenland te monitoren. Verder blijkt, anders dan eiser stelt, uit de beslisnota bij de Kamerbrief inzake het landenbeleid Ethiopië [9] niet dat aanhangers van OLF gedwongen gerekruteerd worden. Ook in het algemeen ambtsbericht van 2024 staat dat er in de desbetreffende verslagperiode geen berichten waren van gedwongen rekrutering. Daarbij betrekt de minister terecht dat eiser geen persoonlijke problemen heeft ondervonden met betrekking tot rekrutering en dat hij nooit persoonlijk door het leger is benaderd om zich bij hen aan te sluiten.
Heeft eiser aannemelijk gemaakt dat hij gevaar loopt als gevolg van willekeurig geweld?
7. Eiser betoogt dat hij een reëel risico loopt om slachtoffer te worden van een hoge mate van willekeurig geweld ten opzichte van andere burgers, omdat hij vreest voor gedwongen rekrutering. Er is immers al naar hem gezocht in dit kader. Daarnaast wordt hij als verrader gezien, omdat hij het land illegaal heeft verlaten. Ook het feit dat hij behoort tot de Oromo-gemeenschap en dat hij in Nederland politieke activiteiten heeft verricht voor deze gemeenschap maken dat hij een verhoogd risico loopt op willekeurig geweld.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het aan eiser is om aannemelijk te maken dat hij vanwege zijn individuele persoonlijke omstandigheden een verhoogd risico loopt om slachtoffer te worden van hoge mate van willekeurig geweld ten opzichte van andere burgers. Gelet op hetgeen is overwogen onder 5.1 en 6.1 heeft de minister zich naar het oordeel van de rechtbank op het standpunt kunnen stellen dat eiser hier niet in geslaagd is. Eiser heeft namelijk niet aannemelijk gemaakt dat hij heeft de vrezen voor gedwongen rekrutering en evenmin dat hij door het verrichten van politieke activiteiten in Nederland in de negatieve belangstelling van de Ethiopische autoriteiten is komen te staan. Het behoren tot de Oromo-gemeenschap op zichzelf is onvoldoende om als risico verhogende omstandigheid aan te merken.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de minister de asielaanvraag van eiser terecht heeft afgewezen. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.W.B. Heijmans, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000.
2.VluchtelingenWerk Nederland, Ethiopië – positie leden en sympathisanten OLF, d.d. 11 maart 2025.
3.Nader gehoor d.d. 19 februari 2025, p. 12.
4.Algemeen ambtsbericht Ethiopië d.d. 30 januari 2024 en algemeen ambtsbericht Ethiopië d.d. 30 november 2022.
5.Brief Vereniging Hawasa Oromo Nederland, d.d. 8 mei 2025.
6.VluchtelingenWerk Nederland, Ethiopië – gedwongen rekrutering, d.d. 25 januari 2024; Rb. Den Haag (zp. Rotterdam) 21 maart 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:4912; Rb. Den Haag (zp. Rotterdam) 3 juni 2024, zaaknr. NL21.17095 (
7.Algemeen ambtsbericht Ethiopië d.d. 30 januari 2024, p. 65.
8.Algemeen ambtsbericht Ethiopië d.d. 30 november 2022, p. 65.
9.Beslisnota van 2 april 2024.