Op 26 augustus 2025 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoeker, een Marokkaanse man, een voorlopige voorziening heeft gevraagd tegen de intrekking van zijn verblijfsvergunning, een terugkeerbesluit en een inreisverbod van 10 jaar. De minister van Asiel en Migratie had op 31 januari 2025 de verblijfsvergunning van verzoeker ingetrokken, wat leidde tot een beroep van verzoeker tegen dit besluit. De minister had aangekondigd verzoeker op 26 augustus 2025 uit te zetten naar Marokko. Verzoeker heeft op 25 augustus 2025 bezwaar gemaakt tegen deze uitzetting en verzocht om een voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat het belang van verzoeker om in Nederland te blijven zwaarder weegt dan de belangen van de minister, die stelde dat de uitzetting kosten met zich meebracht. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening toegewezen, waardoor de minister niet mocht overgaan tot uitzetting totdat er inhoudelijk op het beroep is beslist. Tevens is de minister veroordeeld tot betaling van proceskosten aan verzoeker.