ECLI:NL:RBDHA:2025:16038

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.25180
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van de aanvraag voor vervangend verblijfsdocument door de rechtbank Den Haag

Op 27 augustus 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak van eiseres tegen de minister van Asiel en Migratie. Eiseres had een vierde opvolgende aanvraag ingediend voor het vervangen van haar verblijfsdocument onder een andere naam, welke door de minister was afgewezen. Eiseres was het niet eens met deze afwijzing en voerde verschillende beroepsgronden aan. De rechtbank oordeelde dat het beroep ongegrond was, omdat eiseres niet voldoende had onderbouwd waarom zij het niet eens was met het besluit van de minister. De rechtbank merkte op dat de beroepsgronden van eiseres vrijwel identiek waren aan de eerder ingediende bezwaargronden, en dat de minister uitvoerig op deze gronden was ingegaan. De rechtbank concludeerde dat eiseres niet had aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een afwijking van het beleid van de minister rechtvaardigden. Hierdoor bleef de afwijzing van de aanvraag in stand, en kreeg eiseres geen terugbetaling van het griffierecht of vergoeding van proceskosten. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen kregen de mogelijkheid om verzet aan te tekenen tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.25180

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 27 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. I. Özkara),
en

de minister van Asiel en Migratie.

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de aanvraag van eiseres. Eiseres is het niet eens met de afwijzing van de aanvraag. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat het beroep ongegrond is, omdat eiseres niet duidelijk heeft gemaakt waarom zij het niet eens is met het besluit van de minister. Eiseres krijgt dus geen gelijk en het beroep is dus ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft een vierde opvolgende aanvraag ingediend voor het vervangen van haar verblijfsdocument door een verblijfsdocument onder een andere naam. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 4 maart 2025 afgewezen. Met het bestreden besluit van 23 mei 2025 op het bezwaar van eiseres is de minister bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting. [1]

Beoordeling door de rechtbank

De feiten en het procesverloop
3. Eiseres stelt dat zij de afgelopen 50 jaar met een andere identiteit heeft geleefd en dat zij [eiseres] is, met geboortedatum [geboortedatum 1] 1947, en niet [persoon A] met geboortedatum [geboortedatum 2] 1940, zijnde de naam van haar zus op grond waarvan eiseres destijds een verblijfsvergunning heeft gekregen.
3.1.
Eiseres heeft ook eerder (op 10 december 2020 en 1 december 2021) aanvragen ingediend voor vervanging of vernieuwing van het verblijfsdocument. De minister heeft deze aanvragen afgewezen en met de besluiten van 29 juli 2021 en 2 mei 2022 de bezwaren tegen de afwijzingen ongegrond verklaard. Eiseres heeft tegen beide besluiten beroep ingesteld. De afwijzingen staan in rechte vast. [2]
3.2.
Eiseres heeft op 12 juni 2023 een derde aanvraag ingediend voor vervanging of vernieuwing van het verblijfsdocument. Deze aanvraag is door de minister afgewezen bij besluit van 26 september 2023. De minister heeft het tegen dat besluit gerichte bezwaar bij besluit van 20 februari 2024 ongegrond verklaard. Deze afwijzing staat eveneens in rechte vast. [3]
Wat is het oordeel van de rechtbank?
4. De rechtbank stelt vast dat de beroepsgronden van eiseres een nagenoeg letterlijke herhaling zijn van de bezwaargronden. De gronden zijn aan de rechtbank gericht maar verder identiek aan de gronden die eiseres heeft aangevoerd in bezwaar.
4.1.
De minister is in het bestreden besluit uitvoerig op de bezwaargronden ingegaan. De minister heeft zich, kort gezegd, op het standpunt gesteld dat hij niet bevoegd is de gegevens van eiseres te wijzigen en dat hij de gegevens zoals die staan vermeld in de Basisregistratie Personen (BRP) moet aanhouden. De minister heeft ook uitgelegd wat eiseres te doen staat. Eiseres moet de gegevens zoals die bekend zijn bij de Turkse autoriteiten laten wijzigen. Met die gewijzigde gegevens kan eiseres dan haar BRP-gegevens laten aanpassen bij de gemeente. Pas daarna kan de minister de naam op eiseres haar verblijfsdocument eventueel wijzigen. Ook heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat van een intrekking geen sprake is en dat dit niet hetzelfde is als de weigering van de afgifte van een nieuw dan wel vervangend verblijfsdocument. Verder heeft de minister zich op het standpunt gesteld dat eiseres geen bijzondere omstandigheden heeft aangevoerd die maken dat de minister van zijn beleid moet afwijken.
5. Van eiseres mag worden verwacht dat zij aangeeft waarom zij het niet eens is met de weerlegging door de minister in het bestreden besluit. Dit heeft zij niet gedaan. Alleen daarom al slagen haar beroepsgronden niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de aanvraag in stand blijft. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.S.W. Kroon, rechter, in aanwezigheid van mr. R.C. Lubbers, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Dit kan op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht.
2.Het beroep tegen het besluit van 29 juli 2021 is door eiseres ingetrokken. Zie verder de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 22 januari 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:785. Zie ook de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 juli 2024, Zaaknummer 202400978/1/V2.
3.Zie de uitspraken van deze rechtbank en zittingsplaats van 2 juli 2024 en 19 juli 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:10379 en ECLI:NL:RBDHA:2024:12088..