Uitspraak
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser] , eiser
de minister van Asiel en Migratie, verweerder
Inleiding
.
Rechtbank Den Haag
In deze uitspraak oordeelt de rechtbank over het beroep van een Turkse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de minister van Asiel en Migratie. De eiser, geboren in 1985, heeft op 21 september 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. Deze aanvraag werd op 16 oktober 2024 afgewezen in de verlengde procedure. De rechtbank heeft het beroep op zitting behandeld op 24 juli 2025, waarbij de eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van de verweerder en een tolk. De rechtbank concludeert dat de geloofwaardigheidsbeoordeling van de minister niet onrechtmatig is en dat de asielmotieven van de eiser ongeloofwaardig zijn. De rechtbank oordeelt dat de problemen van de eiser met de Turkse autoriteiten, die hij toeschrijft aan zijn lidmaatschap van de HDP en het verstrekken van medicatie, niet voldoende zijn onderbouwd. De rechtbank wijst erop dat de eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag of dat hij bij terugkeer naar Turkije een reëel risico loopt op ernstige schade. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en bevestigt het terugkeerbesluit van de minister.