ECLI:NL:RBDHA:2025:16059
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 22 mei 2025 niet in behandeling genomen, omdat Zweden verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting en verklaart het beroep kennelijk ongegrond. Dit betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. De rechtbank legt uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen, vastgelegd in de Dublinverordening. Op grond hiervan neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is. In dit geval heeft Nederland op 9 april 2025 bij Zweden een verzoek om terugname gedaan, dat door Zweden op 11 april 2025 is aanvaard.
Eiser heeft betoogd dat de besluitvorming onzorgvuldig is, omdat niet is uitgesloten dat de minister gebruik heeft gemaakt van Case Matcher, wat volgens eiser in strijd is met het recht op privacy. De rechtbank onderzoekt of er gebruik is gemaakt van Case Matcher en concludeert dat dit niet het geval is. De minister heeft dit ontkend en de rechtbank ziet geen aanleiding om hieraan te twijfelen. Eiser's argumenten over het gebruik van andere vormen van AI zijn niet onderbouwd, waardoor de beroepsgrond niet slaagt. De rechtbank besluit dat het beroep kennelijk ongegrond is en dat eiser geen proceskostenvergoeding ontvangt.