ECLI:NL:RBDHA:2025:16064

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.26831
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van een Sierra Leoonse eiser met lhbti-problemen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2025 wordt de afwijzing van de asielaanvraag van een eiser uit Sierra Leone behandeld. De eiser, die homoseksueel is, heeft zijn aanvraag ingediend op 10 juni 2021, maar deze werd door de minister van Asiel en Migratie op 11 juni 2025 afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank beoordeelt de beroepsgronden van de eiser, die stelt dat hij problemen heeft met zijn ooms en vreest voor vervolging vanwege zijn seksuele geaardheid. De rechtbank komt tot de conclusie dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van de eiser en dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De rechtbank oordeelt dat de minister niet onzorgvuldig heeft gehandeld door de eiser niet opnieuw te horen, en dat de verklaringen van de eiser over zijn seksuele geaardheid en de problemen met zijn ooms niet geloofwaardig zijn. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst de proceskosten af.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.26831

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Sierra Leoonse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. S.R. Nohar),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. A.E. Geçer).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiser als bedoeld in artikel 28 van de Vw [1] . Eiser is het hier niet mee eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. De rechtbank beoordeelt het beroep tegen de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 10 juni 2021 een asielaanvraag voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft deze aanvraag met het besluit van 11 juni 2025 (het bestreden besluit) afgewezen als kennelijk ongegrond.
2.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 22 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, A. Moss als tolk en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiser heeft om de volgende redenen een asielaanvraag ingediend. Eiser heeft Sierra Leone verlaten, omdat hij problemen heeft met zijn ooms. Eisers vader is overleden en hierna is er een probleem ontstaan over het erven van zijn vaders vastgoed. Eiser is door zijn ooms aangevallen door middel van bedreigingen en hekserij. Ook eisers moeder wordt bedreigd. Eiser is bang dat hij bij terugkeer door zijn ooms wordt vermoord. Eiser geeft verder aan dat hij homoseksueel is en dat hij in Sierra Leone een homoseksuele relatie heeft gehad met [naam 2]. Bij terugkeer vreest hij voor problemen vanwege zijn seksuele geaardheid.
Het bestreden besluit
4. Het asielrelaas van eiser bestaat volgens de minister uit de volgende relevante elementen:
  • de identiteit, nationaliteit en herkomst;
  • seksuele gerichtheid;
  • de problemen met de ooms van eiser.
4.1.
De minister gaat uit van de door eiser verstrekte persoonsgegevens. De seksuele gerichtheid vindt de minister niet geloofwaardig. Eiser heeft oppervlakkig verklaard over zijn gevoelens en het innerlijke proces van realisatie naar aanvaarding en acceptatie. Eiser heeft ook geen inzicht gegeven hoe zijn seksuele geaardheid zich verhoudt tot eisers religie. Eiser heeft verder oppervlakkig verklaard over zijn relatie met [naam 2] en met de heer [naam 3]. Eisers algemene kennis van de positie van LHBTI’ers is volgens de minister onvoldoende om zijn verklaringen te compenseren. De minister vindt tot slot dat de problemen met de ooms van eiser niet geloofwaardig zijn, omdat eisers verklaringen geen samenhangend en aannemelijk geheel vormen.
Heeft de minister onvoldoende rekening gehouden met eisers referentiekader?
5. Eiser vindt dat de minister te weinig rekening heeft gehouden met zijn referentiekader. Eiser vindt het moeilijk om over zijn gevoelens en gedachten te verklaren. Het is daarnaast lang geleden dat hij zijn seksuele geaardheid heeft ontdekt en geaccepteerd. Dit had de minister ook moeten betrekken bij eisers referentiekader.
5.1.
De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat de minister te weinig rekening heeft gehouden met zijn referentiekader. In het voornemen heeft de minister uitgelegd wat eiseres referentiekader is en wat er van eiser mag worden verwacht. Uit het bestreden besluit blijkt verder dat de minister rekening heeft gehouden met het feit dat eiser moeilijk over zijn gevoelens kan verklaren. Volgens de minister mag er desondanks van eiser worden verwacht dat hij authentiek en persoonlijk verklaart en dat hij inzicht geeft in zijn gedachten en gevoelens. Ook mag van eiser worden verwacht dat hij verklaart over hoe het voor hem was om als homoseksuele jongen in Sierra Leone te leven. Volgens de minister is er verder sprake van een groot tijdsverloop sinds eiser zijn homoseksuele geaardheid ontdekte. Hierdoor is het volgens de minister aannemelijk dat eiser minder gedetailleerd kan verklaren. Desondanks mag van eiser worden verwacht dat hij inzicht geeft in zijn gevoelens en hoe het proces van realisatie naar aanvaarding en acceptatie is verlopen. De rechtbank is van oordeel dat de minister hiermee voldoende heeft rekening gehouden met eisers referentiekader.
Had de minister eiser aanvullend moeten horen?
6. Eiser vindt dat de minister hem aanvullend had moeten horen. Eiser heeft in de correcties en aanvullingen meer kunnen verklaren, omdat hij zich op zijn gemak voelt bij zijn advocaat. De minister had in de aanvullende verklaringen en bij twijfel aanleiding moeten zien om eiser nogmaals te horen. Dit hoort bij de samenwerkingsverplichting. Dat de minister dit niet heeft gedaan, vindt eiser onzorgvuldig.
6.1.
De rechtbank volgt eiser niet in het standpunt dat de minister bij twijfel nogmaals had moeten horen. De rechtbank is het met de minister eens, dat het allereerst aan eiser is om te verklaren over zijn situatie. Eiser heeft deze gelegenheid gekregen tijdens het nader gehoor. Verder heeft eiser in de correcties en aanvullingen aanvullend verklaard. Door eiser is niet onderbouwd wat hij nog meer had willen verklaren. De rechtbank is dan ook van oordeel dat het niet onzorgvuldig is dat de minister eiser niet nogmaals heeft gehoord.
Heeft de minister de asielaanvraag kunnen afwijzen?
7. Eiser vindt dat de minister onvoldoende rekening heeft gehouden met de correcties en aanvullingen. Volgens eiser had de minister zijn homoseksuele geaardheid geloofwaardig moeten vinden. Eiser vindt verder dat hij voldoende inzicht heeft gegeven in de ontdekking van zijn seksuele geaardheid. Eiser heeft namelijk verklaard dat hij op zijn 15e dromen en fantasieën kreeg en daardoor zijn seksuele geaardheid heeft ontdekt. Hij wist dat zijn gevoelens niet geaccepteerd zouden worden. Daarom voelde hij angst, schuld en schaamte en kreeg hij depressieve gevoelens. Hij voelde zich een buitenstaander en hij voelde zich geïsoleerd. Eiser stelt ook aannemelijk te hebben gemaakt hoe zijn homoseksuele geaardheid zich verhoudt tot zijn religie. Toen bleek dat God hem niet veranderd had en ook niet had gestraft, kwam eiser tot de conclusie dat God hem zo gemaakt had. Binnen de Mormoonse kerk wordt daarnaast iedereens vrijheid getolereerd. Volgens eiser heeft hij niet oppervlakkig verklaard over zijn relatie met [naam 2]. Hij heeft verklaard dat hij verliefd was op [naam 2] en hun relatie een liefdesrelatie was. Eiser was ook verliefd op de heer [naam 3], maar de heer [naam 3] heeft misbruik gemaakt van eiser. Eiser heeft hiervan inmiddels aangifte gedaan en heeft deze aangifte ter onderbouwing overgelegd. Eiser vindt tot slot dat de brief van de heer [naam 3], het stuk van de arts en het contact met de LHBTI-gemeenschap in Nederland maakt dat zijn homoseksuele geaardheid alsnog geloofwaardig moet worden bevonden.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister de seksuele geaardheid van eiser niet ten onrechte ongeloofwaardig vindt. Op de zitting heeft de gemachtigde van de minister aangegeven dat de correcties en aanvullingen volledig zijn meegenomen in de beoordeling. In de besluitvorming wordt op verschillende plekken ook verwezen naar de aanvullingen en correcties. Eiser heeft niet onderbouwd welke onderdelen onvoldoende zijn meegenomen in de beoordeling. De rechtbank volgt eiser daarom niet in het standpunt dat de minister de correcties en aanvullingen onvoldoende bij de beoordeling heeft betrokken.
7.2.
De rechtbank is verder van oordeel dat de minister niet ten onrechte heeft overwogen dat eiser weinig inzicht heeft gegeven in zijn gevoelens. Hiertoe overweegt de rechtbank dat de minister zich op het standpunt heeft kunnen stellen dat eiser, ook met de aanvullingen, onvoldoende inzicht heeft gegeven in hoe eiser achter zijn seksuele geaardheid kwam en wat hij daarbij voelde. Volgens de minister zijn de verklaringen algemeen en onvoldoende persoonlijk, de rechtbank volgt de minister hierin. Daarbij heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank kunnen betrekken dat eiser tijdens het nader gehoor op vragen over zijn gevoelens heeft geantwoord dat het zijn keuze is en dat hij er niet zoveel aan kan veranderen. De minister heeft ook kunnen overwegen dat de aanvullingen van eiser algemeen en oppervlakkig blijven. De minister heeft hierbij belangrijk kunnen vinden dat eiser met deze verklaringen weinig inzicht heeft gegeven in zijn persoonlijke ervaringen en belevingswereld. De minister heeft verder kunnen overwegen dat eiser met zijn aanvullingen niet inzichtelijk heeft gemaakt hoe het voor eiser was om homoseksueel te zijn en de Christelijk Mormoonse kerk aan te hangen. Eiser heeft namelijk verklaard dat er stukken in de bijbel zijn die tegen homoseksualiteit spreken en dat hij weet dat hierover ook in andere kerken wordt gesproken. De rechtbank is van oordeel dat eiser geen inzicht heeft gegeven in wat dit voor hem persoonlijk betekent. De minister heeft de verklaringen van eiser over de ontdekking en acceptatie van zijn seksuele geaardheid en de verhouding tussen zijn seksuele geaardheid en zijn religie daarom niet ten onrechte oppervlakkig en algemeen gevonden.
7.3.
De rechtbank volgt de minister ook in het standpunt dat eiser oppervlakkig heeft verklaard over zijn relatie met [naam 2]. Eiser heeft verklaard over wat hij met [naam 2] deed, maar de minister heeft hierbij kunnen overwegen dat daaruit niet blijkt dat er sprake was van een liefdesrelatie
.Dat eiser ook heeft verklaard dat hij verliefd was op [naam 2] maakt dit oordeel niet anders. De minister heeft zich niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat eiser niet op een persoonlijke, gedetailleerde manier heeft verklaard over het romantische aspect van zijn relatie met [naam 2]. Daarnaast heeft eiser alleen over algemene karaktereigenschappen van [naam 2] verklaard. Zo heeft eiser verklaard dat [naam 2] zorgzaam, liefdevol en heel leuk was. De minister heeft naar het oordeel van de rechtbank ook niet ten onrechte overwogen dat aan de brief van de heer [naam 3] weinig waarde kan worden toegekend. De minister heeft hierbij kunnen betrekken dat de brief subjectief is en dat het in eerste instantie aan eiser is om zijn seksuele geaardheid door zijn verklaringen aannemelijk te maken. De minister heeft daarom kunnen overwegen dat de aangifte, de brief van de heer [naam 3] en de kennis over de positie van de LHBTI’ers in Nederland de oppervlakkige verklaringen niet kunnen compenseren.
8. Volgens eiser had de minister de problemen met zijn ooms ook geloofwaardig moeten vinden. Eisers moeder heeft pas recent aangifte gedaan tegen de ooms, omdat zijn moeder eerst dacht dat er sprake was van een familieprobleem. Toen de bedreigingen niet ophielden, heeft zij aangifte gedaan. Eiser betoogt dat van hem niet kan worden verwacht, dat hij het causaal verband tussen zijn medische klachten en de hekserij aannemelijk kan maken. Het gaat bij hekserij namelijk om iets bovennatuurlijks. Eiser geeft tot slot aan dat hij onvoldoende financiële middelen heeft om informatie te krijgen over het politieonderzoek.
8.1.
De rechtbank is van oordeel dat de minister de problemen met eisers oom niet ten onrechte ongeloofwaardig heeft gevonden. Hierbij heeft de minister kunnen overwegen dat niet valt in te zien dat eisers moeder pas recent, en dus na zeven jaar, aangifte heeft gedaan tegen de ooms. Te meer nu eiser, zoals door de gemachtigde van de minister op zitting is aangevoerd, heeft verklaard dat zijn ooms al eerder de huizen hadden ingenomen en eisers moeder uit het huis hadden gedreven. De minister heeft verder terecht overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over het verloop van het politieonderzoek. Eiser heeft eerst verklaard dat het politieonderzoek nog loopt. Later heeft hij verklaard dat er geld nodig is voor een advocaat en dat er zonder geld geen onderzoek is. Eiser heeft ook nog verklaard dat hij geen bericht verwacht te krijgen over het onderzoek, omdat corruptie en omkoperij vaak voorkomt. De gemachtigde van de minister heeft zich ook terecht op het standpunt gesteld dat aan eiser, naast de hiervoor genoemde tegenwerpingen, meer ongerijmdheden en tegenstrijdigheden zijn tegengeworpen, waartegen eiser in beroep geen gronden heeft aangevoerd.

Conclusie en gevolgen

9. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.
Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R. Tesfai, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000