ECLI:NL:RBDHA:2025:16068
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Frankrijk
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van een asielaanvraag. De verzoeker had op 16 juni 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie niet in behandeling genomen. De minister stelde dat Frankrijk verantwoordelijk was voor de behandeling van de asielaanvraag, wat leidde tot het indienen van beroep door de verzoeker.
De voorzieningenrechter heeft op basis van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. Tijdens de uitspraak werd opgemerkt dat er op dezelfde dag een uitspraak was gedaan in een andere zaak (zaaknummer NL25.26727) die betrekking had op het beroep van de verzoeker. Hierdoor was de noodzaak voor een voorlopige voorziening niet meer aanwezig, en werd het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen.
De voorzieningenrechter, mr. H. Hanssen-Telman, heeft in aanwezigheid van griffier mr. M.A. Postma de beslissing genomen. Er werd geen proceskostenveroordeling opgelegd, en de uitspraak is openbaar gemaakt. Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.