ECLI:NL:RBDHA:2025:16090

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
26 augustus 2025
Publicatiedatum
28 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.25404
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag van een Gambiaanse minderjarige met PTSS en zorgvuldigheid van het advies van MediFirst

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 26 augustus 2025 uitspraak gedaan in een asielprocedure van een Gambiaanse minderjarige, eiser, die een asielaanvraag had ingediend op basis van zijn medische situatie en de zorgvuldigheid van het advies van MediFirst. Eiser, geboren in 2008, heeft zijn asielaanvraag ingediend na het overlijden van zijn vader in 2019, waarbij hij vreesde voor zijn veiligheid door familieleden die voodoo op hem zouden uitoefenen. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen, maar eiser heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 30 juli 2025 behandeld, waarbij zowel de gemachtigde van eiser als die van verweerder aanwezig waren.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister de identiteit en nationaliteit van eiser geloofwaardig achtte, maar niet de vrees voor vervolging door zijn ooms. Eiser heeft PTSS als gevolg van zijn traumatische ervaringen en heeft aangevoerd dat de zorgvuldigheid van het MediFirst-advies niet is nageleefd. De rechtbank oordeelt dat het advies van MediFirst onvoldoende inzichtelijk en concludent is, en dat de minister onzorgvuldig heeft gehandeld door geen nader onderzoek te doen naar de medische situatie van eiser. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen acht weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met deze uitspraak. Eiser krijgt een proceskostenvergoeding van € 1.814 toegewezen.

De rechtbank benadrukt dat de zorgvuldigheid van het advies van MediFirst cruciaal is voor de beoordeling van de asielaanvraag, vooral gezien de psychische klachten van eiser. De uitspraak onderstreept het belang van adequate medische zorg en de noodzaak voor de overheid om zorgvuldig om te gaan met de belangen van kwetsbare groepen, zoals minderjarige asielzoekers.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.25404

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [V-nummer], eiser

(gemachtigde: mr. F.A. van den Berg),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. A. Hadfy-Kovacs).

Procesverloop

Bij besluit van 5 juni 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
Op 19 juni 2025 heeft verweerder een aanvullend besluit genomen.
Op grond van artikel 6:19, eerste lid, van de Awb [1] heeft het beroep mede betrekking op het
aanvullend besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 30 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

1. Eiser stelt te zijn geboren op [datum] 2008 en de Gambiaanse nationaliteit te hebben. Op 27 maart 2024 heeft hij asiel aangevraagd.
2. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag gelegd. De vader van eiser is in 2019 overleden, doordat zijn broers voodoo op hem hebben uitgeoefend. De ooms van eiser hebben toen de bezittingen van eisers gezin overgenomen. Ook zijn zij voodoo gaan uitoefenen op eiser. De moeder van eiser heeft toen besloten dat eiser voor zijn veiligheid Gambia moest verlaten. Bij terugkeer vreest eiser voor de familieleden van zijn vader.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de asielaanvraag van eiser afgewezen als ongegrond. Verweerder heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Verweerder heeft niet geloofwaardig geacht dat eiser problemen heeft met de broers van zijn vader.
In het aanvullend besluit heeft verweerder overwogen dat eiser geen verblijfsvergunning regulier krijgt op grond van het buitenschuldbeleid voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen, omdat er adequate opvang in Gambia aanwezig is.
4. Eiser voert tegen het bestreden besluit het volgende aan. Eiser is een kind en staat onder behandeling van een psychiater en een psycholoog. Hij heeft PTSS [2] als gevolg van de traumatische gebeurtenissen die hij heeft meegemaakt. Eiser wijst in dit kader op de tussenevaluatie van iNara Jeugdhulp. In deze tussenevaluatie staat dat het bij aanvang van de behandeling voor eiser bijna onmogelijk was om te praten over de gebeurtenissen uit zijn voorgeschiedenis en hoewel hierin inmiddels een groei zichtbaar is, is het voor hem in het dagelijks leven nog steeds heel lastig om te praten over de gebeurtenissen. Hieruit volgt dan ook dat eiser (nog) niet goed kan verklaren over de gebeurtenissen uit zijn asielrelaas. Gelet daarop heeft verweerder ten onrechte uitgebreidere verklaringen van eiser verwacht over zijn ooms die hem willen doden en de voodoo die op zijn vader en hemzelf is uitgeoefend. Daarnaast heeft verweerder ten onrechte overwogen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de verdeling van de erfenis na het overlijden van zijn vader. Ook heeft verweerder onvoldoende doorgevraagd op de mishandelingen die eiser heeft ondervonden. De Gambiaanse autoriteiten bieden geen bescherming tegen stelselmatige kindermishandelingen en eiser zou daarom in aanmerking moeten komen voor een verblijfsvergunning asiel. Verder is eiser tijdens zijn bezoek aan MediFirst niet in zijn moedertaal gehoord. In het verslag van MediFirst staat niet dat eiser onder behandeling staat voor PTSS. De overgelegde tussenevaluatie maakt dat geconcludeerd moet worden dat MediFirst medische omstandigheden heeft gemist die door de gehoormedewerker bij het gehoor hadden moeten betrokken. Nu MediFirst niet heeft geadviseerd op dit punt, is het bestreden besluit onzorgvuldig tot stand gekomen. Tegen het aanvullend besluit voert eiser aan dat, anders dan verweerder meent, geen sprake is van adequate opvang in Gambia. De opvang van eiser moet ook bestaan uit medische behandeling van zijn PTSS en uit algemene informatie blijkt dat geestelijke gezondheidszorg voor kinderen in Gambia niet bestaat. De weeshuizen waar verweerder naar verwijst, hebben geen gespecialiseerd personeel in dienst dan wel slechts één psycholoog op een capaciteit van 66 tot 88 kinderen. Eiser beroept zich in dit kader op het arrest TQ [3] en de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Rotterdam, van 25 november 2021. [4]
De rechtbank oordeelt als volgt.
MediFirst
5. Eiser heeft op 29 november 2024 een gesprek gehad met een verpleegkundige van MediFirst. MediFirst heeft in haar advies, gedateerd 6 december 2024, geconcludeerd dat eiser medische klachten heeft, maar dat er geen beperkingen zijn voor het horen van eiser. De medische klachten van eiser zijn niet gespecificeerd in het advies. Verder is in het advies opgenomen dat eiser momenteel niet onder behandeling staat voor medische omstandigheden, dat hij geen medicijnen gebruikt en dat bij het advies geen gebruik is gemaakt van medische documenten over de gezondheidssituatie van eiser. Als overige relevante opmerkingen staat in het advies opgemerkt dat het gesprek met eiser in het Engels is gevoerd en dat bij het gehoor rekening gehouden moet worden met eisers voorkeur om gehoord te worden met behulp van een tolk Mandinka. Verder is opgemerkt dat eiser heeft aangegeven niet in staat te zijn om exacte data met betrekking tot zijn asielrelaas te noemen, maar dat hij wel tijdsaanduidingen op basis van benaderingen kan geven.
6. Na afloop van het nader gehoor heeft de daarbij aanwezige medewerker van Nidos een tussenevaluatie van iNara Jeugdhulp, gedateerd 14 mei 2025, aan de gehoormedewerker overhandigd en hierbij toegelicht dat eiser wordt behandeld voor zijn trauma’s. In deze tussenevaluatie staat dat het bij aanvang van de behandeling voor eiser bijna onmogelijk was om te praten over de gebeurtenissen uit zijn voorgeschiedenis en dat hij erg gesloten was. Hij is gediagnosticeerd met PTTS en een traumabehandeling was geïndiceerd. Het gaat inmiddels wat beter met eiser; hij kan zich beter openstellen en zijn slaapproblemen zijn wat afgenomen. De behandeling van eiser bestaat vooral uit cognitief-gedragstherapeutische interventies en het praten over wat hem is overkomen. In de tussenevaluatie zijn een tweetal vervolgdoelen opgesteld die zien op rouwverwerking en het continueren van de traumabehandeling.
7. Op verzoek van de rechtbank heeft eiser na afloop van de zitting een brief aan het dossier toegevoegd waaruit blijkt sinds wanneer eiser onder behandeling staat. Eiser heeft daarop een brief overgelegd van Nidos aan iNara Jeugdhulp, gedateerd 30 oktober 2024. In deze brief staat dat Nidos van mening is dat in het kader van de voogdijmaatregel een vorm van jeugdhulp noodzakelijk is, dat de aangewezen jeugdhulp bestaat uit traumataxtatie en intensieve traumabehandeling en dat de duur van de aangewezen jeugdhulp is van [datum] 2025 tot 1 juli 2025.
8. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat een Medifirst-advies is aan te merken als een deskundigenadvies. [5] Als verweerder een Medifirst-advies aan zijn besluitvorming ten grondslag legt, dient hij zich er op grond van artikel 3:2 van de Awb van te vergewissen dat dit advies - naar wijze van totstandkoming - zorgvuldig en - naar inhoud - inzichtelijk en concludent is. Als aan deze eisen is voldaan, mag verweerder bij zijn beoordeling in beginsel van de juistheid van dit advies uitgaan. Eiser kan met een contra-expertise de inhoudelijke juistheid van een Medifirst-advies betwisten. Met stukken van zijn behandelaars kan een vreemdeling de zorgvuldigheid, inzichtelijkheid en concludentie van een deskundig advies aan de orde stellen dan wel concrete aanknopingspunten aanvoeren voor twijfel aan de inhoud daarvan.
9. Uit het MediFirst-advies blijkt niet of de psychische klachten van eiser bij MediFirst bekend waren, nu in het advies niet is opgenomen welke medische klachten bij eiser zijn geconstateerd. Voor zover deze psychische klachten wel bekend waren bij MediFirst, blijkt uit het advies niet hoe verweerder met deze klachten rekening moet houden bij het horen van eiser en het beslissen op zijn asielaanvraag. Naar het oordeel van de rechtbank is het advies van MediFirst dan ook onvoldoende inzichtelijk en concludent.
10. Daarnaast heeft verweerder in de tussenevaluatie ten onrechte geen aanleiding gezien om nogmaals om advies te vragen van MediFirst. In het MediFirst-advies van 6 december 2024 staat opgenomen dat eiser niet onder medische behandeling staat, terwijl uit de tussenevaluatie van 14 mei 2025 blijkt dat eiser onder behandeling staat voor zijn trauma’s en PTTS. Ook is in de tussenevaluatie meermaals opgemerkt dat eiser moeite heeft met verklaren over zijn voorgeschiedenis, wat niet uit het advies van MediFirst blijkt. Er was dan ook reden voor verweerder om nader onderzoek te (laten) doen naar eisers medische situatie. Nu verweerder dat niet heeft gedaan, heeft verweerder onzorgvuldig gehandeld.
11. Het beroep is reeds hierom gegrond. De overige beroepsgronden behoeven daarom geen bespreking meer.
Conclusie
12. Het beroep is gegrond. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om zelf in de zaak te voorzien, omdat een nieuwe medische beoordeling nodig is ten aanzien van de vraag hoe om te gaan met eisers medische beperkingen bij het horen en beslissen. Hiervoor dient verweerder nader advies in te winnen bij MediFirst en daarbij de door eiser overgelegde informatie betrekken. De rechtbank ziet ook geen aanleiding om een bestuurlijke lus toe te passen. Verweerder zal daarom een nieuw besluit moeten nemen met inachtneming van deze uitspraak. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van acht weken.
13. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiser een vergoeding van zijn proceskosten. Verweerder moet deze vergoeding betalen. Deze vergoeding bedraagt € 1.814 omdat de gemachtigde van eiser een beroepschrift heeft ingediend en aan de zitting heeft deelgenomen. Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- draagt verweerder op om binnen acht weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen op de aanvraag, waarbij rekening wordt gehouden met deze uitspraak;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.814 aan proceskosten aan eiser.
Deze uitspraak is gedaan op 26 augustus 2025 door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Posttraumatische-stressstoornis.
3.Arrest van 14 januari 2021 van het Hof van Justitie van de Europese Unie, ECLI:EU:C:2021:9.
5.Bijvoorbeeld de uitspraak van 30 juni 2017, ECLI:NL:RVS:2017:1674.