ECLI:NL:RBDHA:2025:16113

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
29 augustus 2025
Zaaknummer
NL25.37360
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 28 augustus 2025, wordt het beroep van eiser, een Zuid-Soedanese nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen op basis van de Dublinverordening, omdat Spanje verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. Eiser stelt dat de minister het voornemen om zijn aanvraag niet in behandeling te nemen prematuur heeft uitgebracht, voordat er duidelijkheid was over het overnameverzoek aan Spanje. De rechtbank oordeelt echter dat het besluit zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de minister voldoende informatie had om het voornemen uit te brengen. Eiser heeft niet aannemelijk gemaakt dat er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht aan Spanje onevenredig hard zou zijn. De rechtbank bevestigt dat de minister in zijn algemeenheid mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje, ondanks de zorgen die in het AIDA-rapport worden genoemd. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Uitspraak

uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.37360
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[eiser], V-nummer: [V-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. C.T.W. van Dijk),
en
de Minister van Asiel en Migratie, de minister (gemachtigde: mr. M.L.A. Berkelmans).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van de aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. Eiser stelt van Zuid-Soedanese nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [geboortedatum] 1993. De minister heeft de aanvraag met het bestreden besluit van 11 augustus 2025 niet in behandeling genomen omdat Spanje verantwoordelijk is voor de aanvraag.
1.1. De rechtbank heeft het beroep op 26 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, mr. M.E. Buijsse als waarnemer van de gemachtigde van eiser, M.M.S.J. van Kaan als tolk en de gemachtigde van de minister.
Beoordeling door de rechtbank
2. De rechtbank beoordeelt het niet in behandeling nemen van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de argumenten die eiser heeft aangevoerd, de beroepsgronden.
3. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Dat betekent dat eiser ongelijk krijgt en het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag in stand blijft. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Totstandkoming van het besluit
4. De Europese Unie heeft gezamenlijke regelgeving over het in behandeling nemen van asielaanvragen. Die staat in de Dublinverordening. Op grond van de Dublinverordening neemt de minister een asielaanvraag niet in behandeling als is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.1 In dit geval heeft Nederland bij Spanje een verzoek om overname gedaan, omdat aan eiser door Spanje een visum is verstrekt. Spanje heeft dit verzoek aanvaard op grond van artikel 12 van de Dvo.
1. Dit staat ook in artikel 30, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000.
Prematuur voornemen uitgebracht voor het claimakkoord
5. Eiser voert aan dat de minister het voornemen heeft uitgebracht voordat duidelijk was of de Spaanse autoriteiten akkoord zouden gaan met het overnameverzoek. Hiermee is het voornemen prematuur genomen. Het besluit is daarom onzorgvuldig tot stand gekomen.
6. De rechtbank oordeelt dat het bestreden besluit zorgvuldig tot stand is gekomen. De Dublinverordening kent geen voornemenprocedure. Het uitbrengen van het voornemen voordat een claimakkoord is ontvangen is dus niet in strijd met de Dublinverordening. Gelet op de aanwezigheid van eisers Spaanse visum en de verklaringen die hij heeft afgelegd, beschikte de minister verder over voldoende informatie om eiser via het voornemen te informeren dat hij van plan was om eiser aan Spanje over te dragen. Deze gang van zaken heeft er ook niet toe geleid dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen. Eiser is in de gelegenheid gesteld om in zijn zienswijze op het voornemen te reageren. Het bestreden besluit is uitgebracht nadat een claimakkoord van de Spaanse autoriteiten is ontvangen. In het besluit is de minister ingegaan op alle relevante elementen die tot het niet in behandeling nemen van zijn asielaanvraag hebben geleid. Verder is in het bestreden besluit is kenbaar ingegaan op de verklaringen van eiser en wat hij in de zienswijze heeft aangevoerd. De beroepsgrond slaagt niet.
Interstatelijk vertrouwensbeginsel
7. Eiser stelt dat de minister niet mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje. Hierbij verwijst eiser naar het AIDA-rapport, update 2023. De problemen die in dit rapport worden benoemd zijn onveranderd problematisch en dus structureel. De problemen zijn ook van toepassing op Dublinterugkeerders. De minister kan dan ook niet meer op basis van de Afdelingsuitspraak van 24 juni 20243 uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Er is geen zicht op verbetering op korte termijn en de reprimandes die Spanje heeft ontvangen, hebben tot op heden nog niet geleid tot enige verbetering.
8. De rechtbank stelt voorop dat de minister in zijn algemeenheid ten aanzien van Spanje mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Dit heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) in de uitspraken van 24 juni 20242 en 3 februari 20253 nog bevestigd. Het is daarom in beginsel aan eiser om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Spanje, als gevolg van het niet nakomen van internationale verplichtingen door de Spaanse autoriteiten, een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 Handvest. Daarvan is sprake in het geval de vreemdeling aannemelijk maakt dat er structurele tekortkomingen in het asiel- en opvangsysteem zijn, die een bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereiken, zoals neergelegd in het arrest Jawo.
9. De rechtbank is van oordeel dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat ten aanzien van Spanje niet meer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden. De Afdeling heeft geoordeeld dat het AIDA-rapport over 2023, ten aanzien van de opvangvoorzieningen, geen wezenlijk ander beeld schetst dan waar de Afdeling eerder al over heeft geoordeeld.4 Het AIDA-rapport over 2024 van april 2025 schetst eveneens geen wezenlijk ander beeld van de opvangsituatie van asielzoekers in Spanje. Het is niet gebleken dat de problemen in Spanje in verband met de opvang van asielzoekers, ondanks dat er moeilijkheden bestaan, dermate structureel en ernstig zijn, dat bij overdracht aan Spanje op voorhand sprake is van een reëel risico op een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling. De Spaanse autoriteiten hebben met het claimakkoord gegarandeerd het verzoek om internationale bescherming van eiser in behandeling te nemen. Daarmee garanderen de Spaanse autoriteiten ook dat zij zich zullen houden aan de internationale verplichtingen die voortvloeien uit de verdragen en Europese richtlijnen die horen bij het behandelen van een asielaanvraag. Als eiser in Spanje wordt geconfronteerd met tekortkomingen bij de behandeling van zijn asielaanvraag, in de opvang of anderszins, kan hij hierover klagen bij de Spaanse (hogere) autoriteiten. Niet is gebleken dat klagen bij de Spaanse autoriteiten voor eiser niet mogelijk of bij voorbaat zinloos is. De beroepsgrond slaagt niet.

2.ECLI:NL:RVS:2024:2548.

Inbreukprocedure
10. Eiser voert aan dat de Europese Commissie in januari 2023 een inbreukprocedure is gestart tegen Spanje. Uit deze procedure blijkt dat er grote zorgen bestaan over de opvangsituatie in Spanje. Het baart eiser grote zorgen dat de procedure zich nog in een pril stadium bevindt en er niets bekend is over de stand van zaken.
11. De beroepsgrond slaagt niet. De enkele omstandigheid dat er een inbreukprocedure loopt, leidt er niet toe dat niet langer van het interstatelijk vertrouwensbeginsel ten aanzien van Spanje kan worden uitgegaan. Het starten van deze procedure is op zichzelf onvoldoende om aan te tonen dat Spanje structurele en ernstige tekortkomingen heeft in de opvangvoorzieningen die meebrengen dat bij overdracht aan Spanje op voorhand sprake is van een reëel risico op een met artikel 3 van het EVRM en artikel 4 van het Handvest strijdige behandeling. Daar komt bij dat de Europese Commissie de Spaanse autoriteiten de gelegenheid heeft gegeven om de gebrekkige implementatie van de Opvangrichtlijn te herstellen.

Artikel 17, eerste lid, van de Dublinverordening

12. Eiser stelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom hij niet is geslaagd om aannemelijk te maken dat sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden. Dit is een motiveringsgebrek. Eiser verwijst hierbij naar een uitspraak van de Afdeling van 12 juni 20245 en de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 12 juli 20246. Eiser vreest voor zijn leven bij overdracht naar Spanje vanwege de mensenhandelaren waar hij eerder mee in aanraking is gekomen. Hij is bang dat zij wraak op hem willen nemen.
13. Paragraaf C2/5.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) bepaalt dat de minister terughoudend gebruik maakt van de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming hier te lande te behandelen op grond van artikel 17, eerste lid, van de Dvo, ook al is Nederland op grond van de in de verordening neergelegde criteria daartoe niet verplicht. De minister gebruikt de bevoegdheid om het verzoek om internationale bescherming hier te lande te behandelen als er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht van onevenredige hardheid getuigt.

4.ECLI:NL:RVS:2024:2548.

14. De rechtbank oordeelt als volgt. De minister mocht zich op het standpunt stellen dat hij de aanvraag niet onverplicht aan zich had hoeven trekken omdat geen sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden die maken dat de overdracht aan Spanje onevenredig hard is. De minister heeft in het bestreden besluit toereikend gemotiveerd dat eiser met zijn gestelde ervaringen over de mensenhandelaars in Spanje niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake is van bijzondere, individuele omstandigheden. De minister wijst er terecht op dat eiser zich bij problemen tot de Spaanse autoriteiten dient te wenden en dat niet gebleken is dat deze hem niet kunnen of willen helpen. De beroepsgrond slaagt niet.
Conclusie en gevolgen
15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijkt krijgt. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.J. Catsburg, rechter, in aanwezigheid van S.N. Lekatompessij, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
28 augustus 2025
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.