ECLI:NL:RBDHA:2025:16206

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 augustus 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
NL25.33811
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van eiseres met Surinaamse nationaliteit wegens onvoldoende bewijs van vervolging en gebrek aan gezinsleven

Deze uitspraak betreft de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres, een vrouw met de Surinaamse nationaliteit, die op 24 juli 2025 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd heeft aangevraagd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 18 juli 2025 afgewezen, met als reden dat de asielmotieven van eiseres niet voldoende onderbouwd zijn. Eiseres is het niet eens met deze afwijzing en heeft beroep ingesteld. De rechtbank heeft de zaak op 13 augustus 2025 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde zich afmeldden, maar de gemachtigde van de minister wel aanwezig was.

In de uitspraak oordeelt de rechtbank dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat zij bij terugkeer naar Suriname een reëel risico loopt op ernstige schade. De minister heeft het oordeel over de geloofwaardigheid van de asielmotieven in het midden gelaten, wat volgens de rechtbank niet onzorgvuldig is. Eiseres heeft ook niet kunnen aantonen dat zij in aanmerking komt voor een reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM, omdat er geen blijk is van een nauwe, duurzame gezinsrelatie.

De rechtbank concludeert dat het beroep ongegrond is en dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres in stand blijft. Er is geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Arnhem
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.33811

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 augustus 2025 in de zaak tussen

[eiseres], v-nummer: [nummer], eiseres

(gemachtigde: mr. M.H. van der Linden),
en

de minister van Asiel en Migratie,

(gemachtigde: mr. R.M. Koning).

Samenvatting

1. Deze uitspraak gaat over de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres als bedoeld in artikel 28 van de Vw 2000 [1] . Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag.
1.1.
De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. De minister mocht het oordeel over de geloofwaardigheid van de asielmotieven in het midden laten
.Ook heeft eiseres niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Suriname een reëel risico loopt op ernstige schade en komt zij niet in aanmerking voor een reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM. Hieronder legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Procesverloop

2. Eiseres heeft op 24 juli 2025 een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd aangevraagd. De minister heeft met het bestreden besluit van 18 juli 2025 deze aanvraag afgewezen als ongegrond.
2.1.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiseres en haar gemachtigde hebben zich afgemeld voor de zitting. Wel was aanwezig de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

Het asielrelaas
3. Eiseres legt aan haar asielaanvraag het volgende ten grondslag. Zij heeft de Surinaamse nationaliteit en is geboren op [geboortedatum] 1970. Eiseres heeft verklaard dat zij in Suriname problemen heeft met de familie van haar echtgenoot. Na zijn dood ontstonden conflicten over een woning. Eiseres is toen bedreigd, bestolen en onder druk gezet door de familie van haar echtgenoot. Zij hebben geprobeerd haar met voodoo en intimidatie te verjagen. De advocaten die eiseres hierover heeft benaderd hebben haar misleid of geweigerd. Daarnaast heeft eiseres verklaard dat zij werd gediscrimineerd vanwege haar geloof, afkomst en politieke mening.
Het bestreden besluit
4. De minister stelt zich hierover op het standpunt dat de verklaringen van eiseres over haar identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig zijn. De verklaringen van eiseres over de discriminatie en de problemen met de familie van haar overleden echtgenoot zijn door de minister niet beoordeeld op geloofwaardigheid. Deze asielmotieven geven hoe dan ook geen aanleiding tot het verlenen van een asielvergunning. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Hadden de asielmotieven beoordeeld moeten worden op geloofwaardigheid?
5. Eiseres betoogt dat de asielmotieven over discriminatie en de problemen met de familie van haar overleden echtgenoot beoordeeld hadden moeten worden op geloofwaardigheid. Omdat dit niet is gebeurd kan het bestreden besluit niet in stand blijven. Eiseres wijst op de Werkinstructie 2024/6. [2] Deze asielmotieven dienen ook geloofwaardig geacht te worden.
5.1.
De beroepsgrond slaagt niet. Uit vaste rechtspraak volgt dat het niet beoordelen van de geloofwaardigheid van een asielmotief niet onzorgvuldig is wanneer alle verklaringen van de vreemdeling als uitgangspunt worden genomen bij de beoordeling van de zwaarwegendheid. [3] De minister stelt zich terecht op het standpunt dat beide onderwerpen zijn aangemerkt als asielmotieven en vervolgens ook zo zijn beoordeeld. De minister mag ervoor kiezen om de geloofwaardigheid van beide asielmotieven in het midden te laten. In de Vreemdelingencirculaire 2000 is de mogelijkheid hiertoe opgenomen. [4] Deze manier van toetsen heeft tot doel om te komen tot een efficiëntere behandeling van de aanvraag. De minister heeft in het voornemen en in het bestreden besluit zorgvuldig onderzocht en kenbaar gemotiveerd waarom de door eiseres gestelde omstandigheden geen rechtsgrond vormen voor de verlening van de asielvergunning. Eiseres is dan ook niet in haar belangen geschaad.
Had de minister eiseres moeten aanmerken als vluchteling?
6. Eiseres betoogt dat zij bij terugkeer naar Suriname een reëel risico loopt op ernstige schade, vanwege de discriminatie die zij heeft ondervonden vanwege haar afkomst. Eiseres behoort tot de Creoolse bevolkingsgroep. Dat is een minderheidsgroep in Suriname. Eiseres werd ook gediscrimineerd vanwege haar politieke overtuiging. Zij heeft in Suriname haar mening tegen de regering geuit en dat werd niet geaccepteerd. Zo mocht zij bijvoorbeeld geen eigen zaak oprichten. Verder is eiseres van mening dat haar niet voldoende vragen zijn gesteld over haar politieke overtuiging en de ondervonden discriminatie. Er dient een aanvullend gehoor plaats te vinden, zodat alsnog aandacht kan worden besteed aan haar politieke overtuiging en de door haar ondervonden discriminatie.
Hier komt nog bij dat van eiseres niet verwacht kan worden dat zij klaagt bij de Surinaamse autoriteiten over de discriminatie. Eiseres had problemen met de autoriteiten en dus was de kans van slagen bij het indienen van een klacht nihil.
Ook vreest eiseres dat de familie van haar overleden echtgenoot haar iets zal aandoen. De familie heeft er al voor gezorgd dat zij uit haar woning is gezet, er zijn dreigementen tegen haar geuit en men gebruikt voodoo tegen haar. De familie van haar overleden echtgenoot is bang dat eiseres een procedure tegen hen opstart en haar rechten zal opeisen en daarom laten zij haar niet met rust. Eisers heeft aangifte gedaan en geprobeerd om via verschillende advocaten haar rechten op te eisen. Zij is door deze advocaten afgewezen en misleid.
Eiseres zal bij terugkeer naar Suriname niet worden voorzien in de meest elementaire levensbehoeften van bed, bad en brood. Dit is volgens de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in strijd met de mensenrechten. [5]
6.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat niet is gebleken dat eiseres met een dermate ernstige repressie te maken heeft gekregen of dreigt te krijgen dat tot vluchtelingschap moet worden geconcludeerd. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat de discriminatie die zij heeft meegemaakt een dusdanige ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden heeft opgeleverd dat het voor haar onmogelijk was om op maatschappelijk en sociaal gebied te functioneren. Hierbij wijst de minister er terecht op dat eiseres een opleiding heeft kunnen volgen en in verschillende functies werk heeft gehad. Daarbij is het ook van belang dat de Surinaamse autoriteiten haar in het bezit hebben gesteld van identificerende documenten. De minister betrekt hier ook terecht bij dat eiseres heeft verklaard dat zij nooit problemen heeft ondervonden met de Surinaamse autoriteiten. Naar het oordeel van de rechtbank is tijdens het nader gehoor voldoende aandacht besteed aan de politieke overtuiging van eiseres en de daaruit voortvloeiende discriminatie. Van eiseres mag verder verwacht worden dat, indien zij aanvullend gehoord had willen worden, zij dit al eerder in de correcties en aanvullingen op het nader gehoor of in de zienswijze naar voren brengt. Ook is niet gebleken dat de autoriteiten haar niet willen of kunnen helpen bij problemen: zij heeft immers nooit geklaagd. Dat eiseres verwacht dat de kans van slagen nihil is, doet hier niet aan af omdat dit alleen is gebaseerd op een aanname.
6.1.1.
Over de problemen met de familie van de overleden echtgenoot van eiseres stelt de minister zich terecht op het standpunt dat uit haar verklaringen niet blijkt van concrete aanwijzingen of objectieve bewijzen van bedreiging of dat deze personen daadwerkelijk geweld tegen haar gaan plegen. Eiseres heeft niet concreet gemaakt hoe en wanneer de familie van haar overleden echtgenoot eiseres schade toe gaan brengen. Ook wijst de minister er terecht op dat eiseres geen objectieve documenten heeft overgelegd van de aangifte die zij heeft gedaan van oplichting en de problemen. De verklaringen van eiseres blijven te algemeen van aard en geven geen blijk van concrete bedreigingen of feitelijke voorvallen waarbij hulpinstanties of autoriteiten al eerder zijn ingeschakeld.
De door eiseres naar voren gebrachte sociaaleconomische omstandigheden kunnen niet wordt geclassificeerd als ernstige schade in de zin van de Kwalificatierichtlijn, omdat ernstige schade altijd moet voortvloeien uit gedragingen van derden. Bij sociaaleconomische omstandigheden is in het algemeen geen dader aan te wijzen. Dit is ook bij eiseres niet het geval. Het beroep op de uitspraak van de Afdeling [6] treft geen doel, omdat die uitspraak over alleenstaande mannen gaat die in het kader van een Dublinprocedure moeten terugkeren naar België. Deze uitspraak ziet dus op geen enkele manier op een situatie die te vergelijken is met de situatie van eiseres. Eiseres heeft dus niet aannemelijk gemaakt dat zij bij terugkeer naar Suriname een reëel risico loopt op ernstige schade.
Komt eiseres in aanmerking voor een reguliere verblijfsvergunning op grond van artikel 8 van het EVRM?
7. Eiseres betoogt dat zij in aanmerking dient te komen voor een verblijfsvergunning regulier op grond van artikel 8 van het EVRM, omdat zij in Nederland verblijft bij haar dochter en zorgt voor haar kleinkinderen. Zij voedt de kleinkinderen op en vervult hierin een ouderrol. Hierdoor hebben zij een hechte band.
7.1.
De beroepsgrond slaagt niet. De minister stelt zich terecht op het standpunt dat de verklaringen van eiseres over haar dochter en kleinkinderen geen blijk geven van een nauwe, duurzame gezinsrelatie en een reëel en ernstig risico op ernstige aantasting van het gezinsleven bij vertrek. De zwaarwegende omstandigheden van artikel 8 van het EVRM zien op de aanwezigheid van fysieke of psychische afhankelijkheid, gezondheidsproblemen of andere bijzondere omstandigheden. Dat eiseres hulp biedt aan haar dochter is haar persoonlijke keuze en de minister wijst er terecht op dat er geen concrete aanwijzingen van zwaarwegende omstandigheden bestaan die maken dat de hulp van eiseres noodzakelijk is. Uit haar verklaringen blijkt namelijk niet dat haar dochter niet kan functioneren zonder de hulp van eiseres. De minister mocht er dus van uit gaan dat geen sprake is van gezinsleven in de zin van artikel 8 van het EVRM.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiseres in stand blijft. Voor een proceskostenvergoeding bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. W.P.C.G. Derksen, rechter, in aanwezigheid van mr. T.M.T. Brandsma, griffier.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Vreemdelingenwet 2000
2.Werkinstructie 2024/6, Geloofwaardigheidsbeoordeling (asiel), p. 2 en 4.
3.Vergelijk ABRvS 17 augustus 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2333.
4.Paragraaf C1/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000.
5.Eiseres wijst op ABRvS 23 juli 2025, ECLI:NL:RVS:2025:3305.
6.Zie de vorige voetnoot.