ECLI:NL:RBDHA:2025:16214

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 augustus 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
11728244
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van factuur na niet-geleverde retourzending van kledingartikelen

In deze zaak heeft gedaagde op 16 november 2022 kledingartikelen besteld bij Zalando, maar heeft hij de factuur niet voldaan. Zalando heeft de vordering overgedragen aan Zalando Payments GmbH, die de vordering vervolgens heeft gecedeerd aan eiseres, Coeo Securitisation Limited. Coeo vordert betaling van de factuur, vermeerderd met rente en kosten. Gedaagde stelt echter dat hij de artikelen retour heeft gestuurd, maar kan dit niet bewijzen met een retour- of verzendbewijs. De kantonrechter wijst de vordering van Coeo af, omdat het niet kunnen aantonen van de retourzending voor rekening en risico van Coeo komt. De kantonrechter oordeelt dat Coeo de vordering niet kan onderbouwen, vooral gezien het tijdsverloop en het feit dat de sommaties naar een oud adres zijn gestuurd. De kantonrechter concludeert dat gedaagde de artikelen wel degelijk heeft geretourneerd en dat er geen betalingsverplichting meer is. Coeo wordt veroordeeld in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANKDEN HAAG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Den Haag
SH/B
Zaaknummer: 11728244 \ RL EXPL 25-10152
Vonnis van 21 augustus 2025 (bij vervroeging)
in de zaak van
DE VENNOOTSCHAP NAAR BUITENLANDS RECHT COEO SECURITISATION LIMITED,
gevestigd te Dublin, Ierland,
eisende partij,
hierna te noemen: Coeo,
gemachtigde: Rosmalen Gerechtsdeurwaarders B.V.,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 12 mei 2025 met producties 1 tot en met 6,
- de conclusie van antwoord,
- de brief waarin is meegedeeld dat een mondelinge behandeling is bepaald,
- de mondelinge behandeling van 6 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft op 16 november 2022 meerdere kledingartikelen – met een totale waarde van € 326,70 – via de website van Zalando SE (hierna: Zalando) besteld. Zalando heeft de kledingartikelen aan [gedaagde] geleverd.
2.2.
Als betalingswijze voor deze aankoop heeft [gedaagde] gekozen voor de optie ‘factuur’. De factuur is op 16 november 2022 door Zalando aan [gedaagde] toegezonden. [gedaagde] heeft de factuur niet betaald.
2.3.
Zalando heeft de vordering tot betaling van de hiervoor genoemde factuur overgedragen aan Zalando Payments GmbH, die de vordering vervolgens heeft gecedeerd aan Coeo.

3.Het geschil

3.1.
Coeo vordert, zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 422,69, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 326,70, te berekenen vanaf 9 mei 2025 tot de dag van volledige betaling. Daarnaast vordert Coeo veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Coeo legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] de door hem bij Zalando bestelde zaken heeft ontvangen en behouden, maar de factuur niet heeft betaald. Coeo heeft [gedaagde] diverse keren schriftelijk en telefonisch om betaling verzocht. De gemachtigde van Coeo heeft [gedaagde] op 8 april 2025 aangemaand de factuur alsnog te voldoen, waarbij [gedaagde] eveneens is gewezen op de gevolgen van het uitblijven van betaling. Ook na meerdere sommaties door de gemachtigde van Coeo is betaling uitgebleven.
3.3.
[gedaagde] voert verweer en voert aan dat hij de kledingartikelen die hij bij Zalando heeft besteld, retour heeft gezonden op de door Zalando voorgeschreven wijze. Nadat hij alsnog een rekening ontving, heeft hij contact opgenomen met Zalando. Hierna ontving [gedaagde] een e-mail van Zalando, waarin stond dat de retourzending nog niet door het magazijn van Zalando was verwerkt. In diezelfde e-mail werd om nadere gegevens gevraagd, welke [gedaagde] heeft aangeleverd.

4.De beoordeling

De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht en Nederlands recht is van toepassing
4.1.
De kantonrechter stelt vast dat het geschil een internationaal karakter heeft, omdat Coeo in Ierland is gevestigd. Daarom dient allereerst ambtshalve te worden beoordeeld of de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en welk recht op het voorliggende geschil van toepassing is.
4.2.
De kantonrechter oordeelt dat de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen op basis van artikel 18 onder 2 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012 (Verordening Brussel I bis). Dit geschil ziet immers op een consumentenovereenkomst in de zin van deze verordening en de rechtsvordering wordt ingesteld tegen [gedaagde] als consument die woonachtig is in Nederland.
4.3.
Vervolgens moet worden beoordeeld welk recht van toepassing is op dit geschil. Nederland en Ierland zijn beide partij bij de Verordening (EU) nr. 593/2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Verordening Rome I). Op grond van artikel 14 lid 2 van de Verordening Rome I wordt de betrekking tussen Coeo als cessionaris en [gedaagde] als schuldenaar beheerst door het recht dat op de gecedeerde vordering van toepassing is. Gelet op artikel 17 lid 1 van de algemene voorwaarden van Zalando in samenhang met artikel 6 lid 2 Verordening Rome I is dat in dit geval Nederlands recht.
4.4.
Gelet op het voorgaande komt de kantonrechter toe aan een inhoudelijke beoordeling van het geschil naar Nederlands recht.
(Pre)contractuele informatieverplichtingen
4.5.
De vordering van Coeo is gebaseerd op een koopovereenkomst op afstand met betrekking tot een zaak tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument onder meer aan de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen van de artikelen 6:230m en 6:230v Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Artikel 6:230m BW bepaalt welke informatie moet worden verstrekt, artikel 6:230v BW bepaalt de wijze waarop die informatie moet worden gegeven. Dat verschilt al naar gelang de aard en de inhoud van de overeenkomst. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. De kantonrechter heeft dit beoordeeld en stelt vast dat Coeo aan de wettelijke (pre)contractuele informatieverplichtingen heeft voldaan.
Oneerlijke bedingen
4.6.
Verder dient de kantonrechter ambtshalve te beoordelen of er sprake is van oneerlijke en dus onredelijk bezwarende bepalingen die aan toewijzing van de vordering in de weg staan. De kantonrechter heeft dit beoordeeld en hiervan is geen sprake.
Het niet hebben van een retourbewijs komt voor rekening en risico van Coeo, de vordering van Coeo wordt afgewezen
4.7.
De kern van het geschil betreft de vraag of [gedaagde] de door hem bestelde kledingartikelen aan Zalando heeft geretourneerd. Als dat het geval is, heeft Coeo geen recht op betaling van de factuur.
4.8.
[gedaagde] verwijst ter onderbouwing van zijn stelling dat hij de door hem bestelde kledingartikelen heeft geretourneerd onder meer naar een e-mail die hij heeft ontvangen van Zalando. In deze e-mail staat volgens [gedaagde] dat het magazijn van Zalando zijn retour nog niet heeft verwerkt. In diezelfde e-mail heeft Zalando om nadere gegevens gevraagd, welke [gedaagde] heeft aangeleverd. [gedaagde] voert daarnaast aan dat hij een formulier heeft ingevuld waarin hij heeft aangegeven de kledingartikelen te hebben geretourneerd. Hierna is volgens [gedaagde] de rekening uit zijn account verwijderd. Omdat PostNL na anderhalf jaar gegevens verwijdert, is de retourzending niet meer te traceren. Ook heeft [gedaagde] geen e-mail ontvangen toen hij zijn retourzending via PostNL heeft opgestuurd naar Zalando.
4.9.
Coeo heeft het verweer van [gedaagde] weersproken en voert aan dat zowel Coeo als Zalando niet bekend is met een terugzending van de artikelen. Ook beschikt Coeo niet over het formulier dat [gedaagde] zegt te hebben ingevuld. Daarnaast voert Coeo aan dat het op de weg van [gedaagde] had gelegen om door middel van documentatie – bijvoorbeeld een foto –aan te tonen dat hij de artikelen heeft geretourneerd.
4.10.
[gedaagde] is verantwoordelijk voor de bestelling totdat deze door Zalando retour is ontvangen. Het is dan ook aan [gedaagde] om aan te tonen dat hij de kledingartikelen daadwerkelijk retour heeft gestuurd. Naar het oordeel van de kantonrechter kan op basis van de e-mail en het ingevulde formulier waar [gedaagde] ter zitting naar heeft verwezen, niet worden vastgesteld dat de kledingartikelen door [gedaagde] zijn geretourneerd. Weliswaar wordt in de e-mail waar [gedaagde] naar verwijst, gesproken over een ‘retour’, maar dit is nog geen bewijs dat de bestelling daadwerkelijk retour is gestuurd en door Zalando moet zijn ontvangen. [gedaagde] had het voorgaande kunnen aantonen door het overleggen van een track & trace code of een andere bevestiging waaruit blijkt dat hij de kledingartikelen heeft aangeboden op een verzendlocatie. [gedaagde] heeft ter zitting aangevoerd dat hij bij het retourneren van de kledingartikelen via PostNL geen verzendbewijs heeft ontvangen en dat PostNL de zending na anderhalf niet meer kan traceren. Dat [gedaagde] niet beschikt over een verzend- of retourbewijs, komt in beginsel voor zijn rekening en risico.
4.11.
Coeo heeft [gedaagde] echter pas op 8 april 2025 aangemaand tot betaling van de factuur, terwijl de bestelling bij Zalando dateert van 16 november 2022. Dat Coeo ook eerder dan 8 april 2025 sommaties heeft gestuurd aan [gedaagde] kan de kantonrechter niet vaststellen, omdat Coeo dit niet met stukken heeft onderbouwd. Bovendien is ter zitting gebleken dat de sommaties (en de aanmaning van 8 april 2025) naar het oude adres van [gedaagde] zijn verstuurd. Vervolgens heeft Coeo [gedaagde] op 12 mei 2025 – 2,5 jaar na de besteldatum – gedagvaard. Dat [gedaagde] niet kan aantonen dat hij de kledingartikelen daadwerkelijk heeft geretourneerd, komt gelet op het tijdsverloop voor rekening en risico van Coeo. Door [gedaagde] pas op 12 mei 2025 te dagvaarden, heeft Coeo [gedaagde] de mogelijkheid ontnomen tijdig bij Zalando en/of PostNL informatie op te vragen over zijn retourzending. De kantonrechter gaat er daarom vanuit dat [gedaagde] de kledingartikelen wel degelijk retour heeft gezonden en er dus geen betalingsverplichting meer is. De kantonrechter wijst de vordering van Coeo daarom af.
Coeo moet de proceskosten betalen
4.12.
[gedaagde] heeft zich niet laten bijstaan door een professioneel gemachtigde en hij heeft niet gemotiveerd gesteld dat sprake is geweest van kosten waarvoor de wet een vergoeding toekent. [gedaagde] is wel verschenen bij de mondelinge behandeling op 6 augustus 2025. Omdat het aannemelijk is dat [gedaagde] daarvoor kosten heeft gemaakt (verletkosten), zal de kantonrechter deze kosten begroten op € 50,00. Coeo moet deze kosten betalen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de vordering van Coeo af,
5.2.
veroordeelt Coeo in de proceskosten van € 50,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als Coeo niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart dit vonnis wat betreft de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A.W. Schippers, kantonrechter, en in het openbaar uitgesproken op 21 augustus 2025.