ECLI:NL:RBDHA:2025:16236

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
25.28441
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening asielaanvraag wegens verantwoordelijkheid Duitsland

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 1 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening. De verzoeker, die asiel heeft aangevraagd, heeft tegen een besluit van de minister van Asiel en Migratie beroep ingesteld. Dit besluit, genomen op 26 juni 2025, houdt in dat de aanvraag van de verzoeker niet in behandeling wordt genomen, omdat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag. De verzoeker heeft de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, maar de voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat dit niet meer nodig is. Dit is gebaseerd op een eerdere uitspraak van dezelfde rechtbank, waarin op 1 september 2025 uitspraak is gedaan op het beroep van de verzoeker, onder zaaknummer NL25.28440. De voorzieningenrechter heeft het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en er staat geen hoger beroep of verzet open tegen deze beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.28441

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[naam], verzoeker,

V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. M. Pater),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

1. Bij besluit van 26 juni 2025 (het bestreden besluit) heeft de minister de aanvraag van verzoeker tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen op de grond dat Duitsland verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.
1.1.
Verzoeker heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld. Hij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Overwegingen

2. De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.
3. Bij uitspraak van vandaag, zaaknummer NL25.28440, heeft de rechtbank uitspraak gedaan op het beroep. Een voorlopige voorziening is daarom niet meer nodig. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om die reden af.
4. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. H. Hanssen-Telman, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. M.A. Postma, griffier.
De uitspraak is openbaar gemaakt en bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.