ECLI:NL:RBDHA:2025:16241

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 september 2025
Publicatiedatum
1 september 2025
Zaaknummer
NL25.22574
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Nigeriaan wegens gebrek aan geloofwaardigheid en zorgvuldigheidsgebreken

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 1 september 2025, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. De rechtbank concludeert dat de afwijzing van de asielaanvraag, die op 23 april 2025 door de minister van Asiel en Migratie werd gedaan, in stand kan blijven. Eiser had op 14 oktober 2021 asiel aangevraagd, maar zijn aanvraag werd afgewezen omdat de minister de asielmotieven niet geloofwaardig achtte. De rechtbank oordeelt dat de minister voldoende rekening heeft gehouden met de medische situatie van eiser en dat de adviezen van MediFirst niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen, maar dat dit niet heeft geleid tot benadeling van eiser. De rechtbank stelt vast dat de minister geen risicoanalyse hoefde te maken, omdat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij slachtoffer is van mensenhandel. De rechtbank oordeelt dat er geen reëel risico op ernstige schade is bij terugkeer naar Nigeria. Het beroep wordt ongegrond verklaard en de minister wordt veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.22574

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. R. Balkenende),
en

de minister van Asiel en Migratie, de minister

(gemachtigde: mr. I. van Es).

Samenvatting

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 23 april 2025 (bestreden besluit), waarin zijn asielaanvraag is afgewezen als ongegrond. Eiser is het hier niet mee eens en voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Mede aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de asielaanvraag. De rechtbank komt in deze uitspraak tot het oordeel dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand kan blijven. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt.

Procesverloop

2. Eiser heeft op 14 oktober 2021 onderhavige asielaanvraag ingediend. [1] De minister heeft vervolgens deze asielaanvraag in het bestreden besluit van 23 april 2025, waar het voornemen van 29 januari 2025 onderdeel van uitmaakt, afgewezen als ongegrond. [2] In afwachting van de ambtshalve beoordeling over toepassing van artikel 64 van de Vw heeft de minister eiser voorlopig uitstel van vertrek verleend om medische redenen tot 23 oktober 2025.
2.1.
Eiser heeft op 19 mei 2025 beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Hij heeft op 11 juni 2025 de gronden van het beroep ingediend. De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.2.
De rechtbank heeft het beroep op 19 augustus 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser (bijgestaan door een tolk), de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister. De rechtbank heeft het onderzoek op zitting gesloten.
Het asielrelaas en het bestreden besluit
3. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij op 11 mei 2008 tegen zijn wil lid is geworden van de ‘Maphite’. Na een ruzie met de voorzitter van het jeugdbestuur van een lokale Guinness-fabriek over geld, is eisers huis vernield. Eiser zou nog geld moeten betalen aan leden van de Black Axe, voor wie hij vreest vermoord te worden. Hij is in 2014 vanwege de problemen naar Ghana gegaan en in 2015 teruggekeerd naar Nigeria om zijn oom te helpen met de verkiezingen. Verder heeft eiser problemen met zijn tante vanwege geld dat zij van hem eist voor zijn reis naar Europa. Dit was voor eiser aanleiding om Nigeria te verlaten. Hij vreest bij terugkeer naar Nigeria voor de Black Axe en de politie.
3.1.
Het asielrelaas bevat volgens de minister de volgende asielmotieven:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Lidmaatschap bij de Maphite en hieruit voortvloeiende problemen;
3. Vervolging wegens vernieling en ruzie bestuurslid Guinnessfabriek;
4. Problemen met Black Axe leden vanwege hulp bij verkiezingen;
5. Problemen met eisers tante.
3.2.
De minister vindt het eerste en derde asielmotief geloofwaardig. Het tweede, vierde en vijfde asielmotief vindt de minister niet geloofwaardig. De minister ziet in het geloofwaardig gevonden eerste en derde asielmotief en wat eiser naar voren heeft gebracht geen aanknopingspunten om eiser als vluchteling aan te merken of om te concluderen dat eiser een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria. Eiser krijgt om die redenen geen verblijfsvergunning als bedoeld in artikel 29, eerste lid, aanhef en onder a en b, van de Vw. De minister wijst daarom de asielaanvraag af als ongegrond. De minister ziet aanleiding voor het verlenen van voorlopig uitstel van vertrek aan eiser om medische redenen in afwachting van de ambtshalve beoordeling om toepassing van artikel 64 van de Vw.
3.3.
Eiser is het niet eens met het bestreden besluit. De rechtbank zal hierna de beroepsgronden van eiser beoordelen.

Beoordeling door de rechtbank

Referentiekader
4. De rechtbank is van oordeel dat de minister bij de beoordeling van het asielrelaas van eiser voldoende rekening heeft gehouden met zijn referentiekader. Op pagina 2 en 3 van het bestreden besluit, en op pagina 3 van het voornemen van 29 januari 2025, heeft de minister een kenbare en naar het oordeel van de rechtbank deugdelijke motivering gegeven over het referentiekader van eiser en de wijze waarop hiermee is rekening gehouden. Met de omstandigheden dat eiser analfabeet en niet geschoold is, is blijkens het rapport van nader gehoor rekening gehouden door de wijze van vraagstelling.
Zorgvuldigheid en MediFirst-adviezen
5. Ten aanzien van eisers beroepsgronden over de onzorgvuldig tot stand gekomen adviezen van MediFirst en de vergewisplicht van de minister, overweegt de rechtbank als volgt. In de Werkinstructie (WI) 2024/9 ‘Medische problematiek en horen en beslissen in de asielprocedure’ staat hoe de minister omgaat met medische problematiek voorafgaand aan en tijdens het afnemen van gehoren. In deze WI is onder andere opgenomen dat voorafgaand aan het horen een medisch advies wordt gegeven om te bepalen of er sprake is van lichamelijke en psychische factoren die ertoe kunnen leiden dat een vreemdeling niet of onvoldoende in staat is om coherent, consistent en compleet te verklaren. Uit rechtspraak van de Afdeling [3] volgt dat de gehoorambtenaar tijdens de gehoren rekening houdt met de voor het horen relevante beperkingen, zoals weergegeven in het FMMU-advies (nu: MediFirst) en alert blijft op signalen dat een vreemdeling niet in staat is om zijn asielrelaas naar voren te brengen of om vragen daarover te beantwoorden. [4] Bij twijfel hierover verwijst de gehoorambtenaar de vreemdeling terug naar MediFirst. Als zich tijdens het gehoor op enig moment andere feiten of omstandigheden voordoen die afdoen aan de houdbaarheid van het medisch advies, behoort het tot de verantwoordelijkheid van de minister om te beoordelen of de medisch adviseur hierover geïnformeerd wordt of dat overleg plaatsvindt dat een nieuw advies nodig is.
5.1.
De rechtbank stelt vast dat eiser door MediFirst voorafgaand aan de eerste en tweede dag van het nader gehoor is onderzocht en dat op 5 november 2022 en 24 maart 2023 een afzonderlijk advies is uitgebracht, waarin onder andere staat dat er beperkingen zijn voor het horen als gevolg van medische klachten. De rechtbank volgt eiser in zijn standpunt – en zijn toelichting op de zitting – dat de adviezen van MediFirst niet zorgvuldig tot stand zijn gekomen. Hiervoor is van belang dat MediFirst bij het opstellen van haar adviezen geen gebruik heeft gemaakt van het [instelling] -dossier van eiser, terwijl dat dossier op
8 september 2022 aan de minister is gestuurd. De gemachtigde van de minister heeft dat op de zitting erkend. Gelet hierop is in zoverre sprake van een zorgvuldigheidsgebrek in de besluitvorming. De rechtbank heeft daarnaast vastgesteld dat het tweede medisch advies is uitgebracht (op 24 maart 2023), terwijl het nader gehoor al had plaatsgevonden (op
14 februari 2023 en 21 maart 2023). Ook dit is een zorgvuldigheidsgebrek in de besluitvorming.
5.2.
De rechtbank ziet aanleiding de zorgvuldigheidsgebreken met toepassing van artikel 6:22 van de Awb [5] te passeren, omdat aannemelijk is dat eiser door deze gebreken niet is benadeeld. Ook als de gebreken zich niet zouden hebben voorgedaan, zou een besluit met gelijke uitkomst zijn genomen. Hiervoor is het volgende van betekenis. In het advies van MediFirst van 24 maart 2023 wordt het volgende aangegeven: ‶Er is sprake van beperkingen die relevant zijn voor het horen en/of beslissen, te weten dat het is geobserveerd dat betrokkene last heeft van een wisselende, verkorte concentratie en/of een vertraagd vermogen om de vraagstelling te begrijpen. Graag betrokkene korte en gerichte vragen stellen. De vragen zo nodig herhalen, verduidelijken of de vragen op een andere manier stellen. Betrokkene geen schriftelijke vragen stellen in verband met analfabetisme. Betrokkene heeft aangegeven dat hij niet in staat is om de exacte data te benoemen omtrent zijn asielrelaas en dat hij emotioneel wordt wanneer hij praat over zijn asielrelaas. Gelieve betrokkene de ruimte bieden voor de emoties, iets te drinken aanbieden en indien nodig een extra pauze aanbieden. Betrokkene is bekend bij de [instelling] , door medische intake gesprek.ʺ
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat de minister op pagina 2 en 3 van het bestreden besluit, en op pagina 3 van het voornemen van 29 januari 2025, uitvoerig en deugdelijk heeft gemotiveerd dat op de beide hoordagen [6] voldoende rekening is gehouden met eisers medische problematiek. Daarbij heeft de minister erop gewezen dat er lange pauzes zijn geweest tussen de gehoren en dat meerdere keren is aangegeven dat eiser een pauze kon nemen indien hij daar behoefte aan had. De minister heeft in het verweerschrift op pagina
1 tot en met 3 gesteld dat uit de gehoren blijkt dat rekening is gehouden met de medische klachten van eiser en dat niet gebleken is van indicaties op grond waarvan niet kan worden uitgegaan van de MediFirst-adviezen. De rechtbank volgt de minister hierin en de door de gemachtigde van de minister op de zitting gegeven toelichting. Uit het [instelling] -dossier blijkt, zoals de minister in het verweerschrift stelt, dat eiser last heeft van diabetesklachten en vermoeidheidsklachten. Deze klachten zijn in het MediFirst-advies van 24 maart 2023 kenbaar betrokken. Daarnaast is van belang dat de gehoormedewerker voorafgaand aan de eerste nader gehoordag bekend was met de aan de minister (op 8 september 2022) verstrekte medische informatie over onder andere de diabetesklachten van eiser en eiser hierover vragen heeft gesteld. Zo heeft de gehoormedewerker aan eiser gevraagd op welke wijze hier rekening mee kan worden gehouden, zoals het inlassen van een extra pauze [7] . Tijdens de zitting heeft de gemachtigde van de minister toegelicht dat de gehoormedewerker tijdens de tweede dag van het nader gehoor al bekend was met informatie uit het spreekuurcontact met MediFirst. Dit blijkt ook uit het verslag van het nader gehoor. [8] Dat eiser op de zitting stelt dat zijn glucosewaardes niet goed waren op het moment van het nader gehoor en dat zijn medicatie nog niet juist was ingesteld, heeft de minister niet op een ander standpunt hoeven brengen. De gemachtigde van de minister heeft op de zitting gesteld dat diabetes gevolgen kan hebben voor de concentratie, maar dat eiser kon worden gehoord omdat bij het gehoor rekening is gehouden met zijn medische situatie. Daarbij heeft zij benadrukt dat uit de gehoren niet is gebleken dat eiser niet in staat was om een vraag niet te beantwoorden vanwege zijn gestelde geheugenproblemen. Verder heeft de gehoormedewerker in lijn met vaste rechtspraak van de Afdeling [9] herhaaldelijk gelet op signalen of eiser in staat is zijn asielrelaas naar voren te brengen. Eiser heeft steeds aangegeven dat hij in staat is om het gehoor voort te zetten. [10] Ook heeft de gehoormedewerker eiser verzocht om aan te geven op welke momenten hij behoefte had aan een pauze of een moment om iets te eten of te drinken en ook is aangegeven dat een lunchpakket beschikbaar is toen bleek dat eiser geen eten bij zich had. [11] Het is de rechtbank verder gebleken dat vragen regelmatig zijn herhaald [12] of verduidelijkt [13] . Gelet op al het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiser in staat was om te worden gehoord en dat de gehoormedewerker het gehoor niet hoefde af te breken, zoals eiser stelt. Van belang hierbij is dat tijdens beide hoordagen voldoende rekening is gehouden met de medische situatie van eiser en dat de minister, anders dan eiser stelt, aan haar vergewisplicht van artikel 3:2 van de Awb [14] heeft voldaan.

Lidmaatschap Maphite en daaruit voortvloeiende problemen

6. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich niet ten onrechte op het standpunt heeft gesteld dat de verklaringen van eiser over de problemen met Maphite en de daaruit voortkomende problemen, niet geloofwaardig zijn. Daarbij heeft de minister mogen betrekken dat eiser een gebrek aan basiskennis heeft over Maphite. Hij heeft daarbij mee mogen wegen dat eiser weliswaar verschillende vragen over Maphite heeft kunnen beantwoorden, maar dat zijn kennis niet overeenkomt met de functies die hij gesteld heeft te bekleden. De minister heeft in dit verband opmerkelijk kunnen vinden dat eiser niet weet waar de afkorting Maphite voor staat, dat hij het motto van Maphite niet weet en niet welke vers uit het belangrijkste boek van Maphite,
de Green Bible,vaak gebruikt wordt. De stelling van eiser dat hij alleen functies op wijkniveau heeft vervuld en niet op landelijk niveau, heeft de minister onvoldoende mogen vinden om eisers lidmaatschap bij Maphite geloofwaardig te vinden. De minister heeft in het verweerschrift gesteld dat eiser verschillende functies binnen Maphite op lokaal niveau heeft ingenomen, waarbij hij in zijn laatste functie de nummer 2 positie bekleedde van lokale bestuur van Maphite. Daarbij heeft hij erop gewezen dat eiser binnen deze positie verantwoordelijk was voor het coördineren aan aansturen van zijn groep [15] en dat hij sinds [jaar] , op 12-jarige leeftijd, actief is geworden voor Maphite. [16] De rechtbank volgt de minister hierin.
6.1.
Verder heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank mogen tegenwerpen dat eiser tegenstrijdig heeft verklaard over de rekrutering. In de correcties en aanvullingen van 8 september 2009 geeft eiser aan dat hij bij Maphite is aangesloten omdat hij anders een verhoogd risico heeft om slachtoffer te worden van een andere groepering. In het nader gehoor heeft eiser echter verklaard gedwongen te zijn gerekruteerd. [17] De stelling van eiser dat dit niet aan hem had mogen worden tegengeworpen, heeft de minister niet hoeven volgen. Zoals de minister in het verweerschrift heeft gesteld, is de rekrutering het startpunt van het lidmaatschap van de Maphite en dus niet van ondergeschikt belang voor de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas van eiser. Daarbij heeft de minister aangegeven dat de tegenwerping in het bestreden besluit dat de functie van eiser als ‘checker’ (boekhouder) zich niet verhoudt met zijn gestelde analfabetisme, niet langer aan eiser zal worden tegengeworpen.
Problemen met Black Axe leden vanwege hulp bij verkiezingen
7. De rechtbank is van oordeel dat de minister eisers verklaringen over zijn problemen met de leden van de Black Axe op goede gronden en deugdelijk gemotiveerd niet geloofwaardig heeft gevonden. Hij heeft dit op pagina 4 tot en met 6 van het bestreden besluit, en op pagina 5 en 6 van het voornemen, voldoende deugdelijk gemotiveerd. De minister heeft daarbij mogen stellen dat eiser een vervalst krantenartikel heeft overgelegd. [18] De stelling van eiser dat hij het krantenartikel via zijn oom heeft verkregen, heeft de minister onvoldoende kunnen vinden. Zoals de minister in het verweerschrift heeft gesteld, komt het overleggen van niet-authentieke documenten voor rekening van eiser, omdat hij het krantenartikel zelf heeft ingebracht.
7.1.
Verder heeft de minister mogen tegenwerpen dat eiser inconsistente verklaringen heeft gegeven over de ruzie met leden van de groepering Black Axe. Daarbij heeft de minister mogen stellen dat eiser in het eerste deel van het nader gehoor heeft verklaard dat hij is mishandeld waarbij hij is gestoken in de arm, waarna hij door omstanders naar een apotheek is gebracht om zijn verwondingen te laten behandelen. [19] In het tweede gedeelte van het nader gehoor over dezelfde gebeurtenis heeft eiser echter verklaard dat hij is vastgehouden bij zijn T-shirt, waarna de leden van Black Axe zijn weggerend toen zij de sirenes van de politie hoorden. [20] De stelling van eiser dat de verklaring in het tweede gedeelte van het nader gehoor een nadere uitleg is van zijn eerdere verklaring, heeft de minister niet hoeven volgen. De minister heeft in het verweerschrift gesteld dat wat eiser in beroep aanvoert geen verklaring vormt voor het verschil in heftigheid van de geschetste ruzie in de verklaringen van eiser in het eerste en tweede gedeelte van het nader gehoor. De rechtbank volgt de minister hierin. De stelling van eiser dat de inconsistenties zich laten verklaren door zijn beperkingen inzake geheugen- en concentratieproblemen, medicatie en hasjgebruik, heeft de minister, gelet op wat hiervoor onder 5.3 is overwogen, niet hoeven volgen. Dat het tweede deel van het gehoor zes weken na het eerste deel van het gehoor was, maakt niet dat de minister de inconsistenties in de verklaringen van eiser niet mocht tegenwerpen. Anders dan eiser stelt, heeft de minister op pagina 2 en 3 van het bestreden besluit wel kenbaar meegewogen hoe de medische situatie en de beperkingen van eiser zijn meegenomen bij de beoordeling van zijn verklaringen. Zoals de minister in het verweerschrift op pagina 1 tot en met 3 heeft gesteld, is voldoende rekening gehouden met de medische klachten van eiser.
Problemen met eisers tante
8. De minister heeft zich naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat de verklaringen van eiser over de problemen met zijn tante, niet geloofwaardig zijn. Hij heeft daarbij kunnen stellen dat het opmerkelijk is dat eiser zijn documenten over zijn veroordeling in [land] is kwijtgeraakt, nu eiser heeft verklaard ten onrechte te zijn veroordeeld als gevolg van de problemen met zijn tante. In dit verband heeft de minister mee mogen wegen dat eiser in het nader gehoor heeft verklaard dat hij de documenten zelf heeft weggegooid in een prullenbak. [21] Daarnaast heeft de minister mogen stellen dat uit de verklaringen van eiser niet blijkt dat sprake is geweest van mensenhandel. Hij heeft daarbij mogen betrekken dat eiser heeft verklaard dat hij problemen met zijn tante heeft gekregen nadat hij haar gevraagd had te helpen om het land uit te komen. De minister heeft gesteld dat dit niet overeenkomt met mensenhandel zoals bedoeld in het algemeen ambtsbericht Nigeria van januari 2023, en dat sprake is van een persoonlijk conflict tussen eiser en zijn tante. De rechtbank volgt de minister hierin. Dat eiser stelt dat uit zijn verklaringen blijkt dat zijn tante zich bezighield met mensensmokkel en mensenhandel en dat hij haar nog steeds € 20.000,- schuldig is, heeft de minister niet hoeven volgen.
8.1.
Voor zover eiser in beroep heeft aangevoerd dat de minister een risicoanalyse had moeten verrichten omdat hij slachtoffer is van zijn tante die mensenhandelaar is, overweegt de rechtbank als volgt. De minister heeft in het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij het slachtoffer van mensenhandel is geworden op de wijze waarop hij heeft beschreven. Wat eiser op zitting heeft gesteld over de problemen met zijn tante, maakt dit niet anders. De minister heeft dit namelijk in de besluitvorming al meegewogen en is daarmee onderdeel geweest van de beoordeling. Het beroep van eiser op de uitspraak van de Afdeling van 7 mei 2025 [22] , slaagt niet. In die uitspraak heeft de Afdeling geoordeeld dat de minister een risicoanalyse moet verrichten wanneer zij geloofwaardig vindt dat een vreemdeling slachtoffer is van Nigeriaanse mensenhandelaren. Nu de minister niet geloofwaardig heeft gevonden dat eisers tante een mensenhandelaar is, hoefde zij geen risicoanalyse te maken. De gemachtigde van de minister heeft op de zitting desgevraagd aangegeven dat eiser geen slachtoffer is van mensenhandel, omdat zij niet aannemelijk vindt dat eiser een schuld heeft aan zijn tante. De rechtbank volgt de minister hierin.
Reëel risico op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria
9. De rechtbank is van oordeel dat de minister in de geloofwaardig gevonden asielmotieven 1 en 3 en wat eiser daarover in beroep naar voren heeft gebracht terecht geen aanknopingspunten heeft gezien om eiser als vluchteling aan te merken of om te concluderen dat hij een reëel risico loopt op ernstige schade bij terugkeer naar Nigeria. De minister heeft bij zijn standpunt kunnen betrekken dat eiser zijn vrees voor vervolging door de autoriteiten bij terugkeer naar Nigeria niet aannemelijk heeft gemaakt. Daarnaast heeft de minister mogen stellen dat eiser na de vernieling van de woning van de voorzitter van de Guinessfabriek naar Ghana is gevlucht, maar dat hij daarna weer naar Nigeria is teruggegaan. Dit duidt er niet op dat eiser daadwerkelijk te vrezen heeft voor de autoriteiten bij zijn terugkeer naar Nigeria. Op de zitting heeft de gemachtigde van de minister aangegeven dat het gaat om een commuun delict en dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer naar Nigeria in de gevangenis terecht zal komen. In dit verband heeft zij erop gewezen dat eiser vanuit Ghana naar Nigeria is teruggegaan en toen geen problemen heeft ondervonden. De stelling van eiser dat zijn terugkeer naar Nigeria een schending oplevert van artikel 3 van het EVRM, leidt de rechtbank niet tot een ander oordeel. De minister heeft in het bestreden besluit deugdelijk gemotiveerd waarom eiser bij terugkeer naar Nigeria geen reëel risico loopt op ernstige schade als bedoeld in artikel 3 van het EVRM. Dat eiser op de zitting stelt dat hij bang is om terug te gaan naar Nigeria omdat hij vreest door zijn tante te worden vermoord, maakt dit, gelet op wat hiervoor is overwogen, niet anders.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag van eiser blijft staan.
10.1.
Nu de rechtbank zorgvuldigheidsgebreken in het bestreden besluit heeft gepasseerd, ziet de rechtbank aanleiding om de minister in de proceskosten van eiser te veroordelen. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op
€ 1.814,-. [23]

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond,
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Sibma, rechter, in aanwezigheid van mr. E.A. Ruiter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van gepseudonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is openbaar en bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Als bedoeld in artikel 28 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
2.Op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vw.
3.Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
4.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Afdeling van 26 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2057.
5.Algemene wet bestuursrecht.
6.De hoordagen waren op 14 februari 2023 en 21 maart 2023.
7.Pagina 3 van het rapport nader gehoor.
8.Pagina 22 van het rapport nader gehoor.
9.Zie de uitspraak van de Afdeling van 27 juni 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2085, onder 10.3.
10.Pagina 2, 13 en 22 van het rapport nader gehoor.
11.Pagina 27 en 38 van het rapport nader gehoor.
12.Pagina’s 8, 18, 20, 22 en 25 van het rapport nader gehoor.
13.Pagina’s 8, 10, 21 en 33 van het rapport nader gehoor.
14.Algemene wet bestuursrecht.
15.Pagina 17 van het rapport nader gehoor.
16.Pagina 27 van het rapport nader gehoor.
17.Pagina 28 en 29 van het rapport nader gehoor.
18.Zie de Verklaring van Onderzoek van Bureau Documenten van 21 februari 2023.
19.Pagina 10 en 11 van het rapport nader gehoor.
20.Pagina 40 van het rapport nader gehoor.
21.Pagina 21 van het rapport nader gehoor.
23.1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen op de zitting met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 1.