In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 7 februari 2025 worden twee beroepen van eiser beoordeeld. Het eerste beroep is gericht tegen het besluit van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COa) van 1 december 2024, waarin eiser werd geplaatst in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen. Het tweede beroep betreft een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie op dezelfde datum. Eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen op de zitting van 24 januari 2025, waar de minister en het COa wel vertegenwoordigd waren.
De rechtbank oordeelt dat beide beroepen ongegrond zijn. De rechtbank stelt vast dat het COa op goede gronden heeft besloten tot de plaatsing van eiser in de HTL, na een incident waarbij eiser een medebewoner heeft aangevallen. De rechtbank concludeert dat het COa voldoende heeft onderbouwd dat het incident een zeer grote impact had en dat er geen lichtere maatregel kon worden opgelegd. Eiser's argumenten dat het incident anders zou zijn verlopen en dat hij niet eerder negatief in beeld is geweest bij het COa, worden door de rechtbank verworpen. De rechtbank wijst ook het verzoek om schadevergoeding af, omdat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op het ongegronde beroep tegen het plaatsingsbesluit.
De uitspraak benadrukt de ernst van agressie en geweld in de opvangsetting en bevestigt dat dergelijke gedragingen leiden tot strikte maatregelen, zoals plaatsing in een HTL. De rechtbank maakt duidelijk dat de impact van het incident op de medebewoner en de andere bewoners van de opvanglocatie zwaarwegend is in de beoordeling van de zaak.