ECLI:NL:RBDHA:2025:1627

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
7 februari 2025
Publicatiedatum
7 februari 2025
Zaaknummer
NL24.51448 en AWB24/21483
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de rechtmatigheid van een plaatsingsbesluit en vrijheidsbeperkende maatregel voor een Nigeriaanse asielzoeker

Op 7 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een Nigeriaanse asielzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.J. Schenkman, beroep aantekende tegen een plaatsingsbesluit van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COa) en een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. K.J. Diender. Het COa had op 1 december 2024 besloten de eiser in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen te plaatsen, na een incident waarbij de eiser een COa-medewerker had bedreigd. De rechtbank heeft de beroepen op 24 januari 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en de beroepen ongegrond verklaard.

De rechtbank oordeelde dat het COa op goede gronden had besloten tot de plaatsing van de eiser in de HTL. De rechtbank baseerde zich op de verslaglegging van het COa, waarin werd beschreven dat de eiser op 29 november 2024, ondanks een locatieverbod, op de opvanglocatie in Amsterdam verscheen en daar een COa-medewerker had bedreigd. De rechtbank vond dat de bedreigingen van de eiser, die meermaals met de dood was bedreigd, een zeer grote impact hadden en dat het COa terecht geen lichtere maatregel had opgelegd. De rechtbank concludeerde dat de eerdere maatregelen niet hadden geleid tot een positieve gedragsverandering en dat de eiser volhardde in ongewenst gedrag.

De rechtbank verklaarde beide beroepen ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tegen de uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, maar alleen voor het beroep tegen het plaatsingsbesluit. Voor het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummers: NL24.51448 en AWB24/21483

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 februari 2025 in de zaken tussen

[naam], eiser,

geboren op [geboortedatum],
van Nigeriaanse nationaliteit,
V-nummer: [nummer],
(gemachtigde: mr. R.J. Schenkman),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers, het COa,

evenals

de minister van Asiel en Migratie, de minister,

(gemachtigde: mr. K.J. Diender).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank twee beroepen. Het eerste beroep van eiser is gericht tegen het besluit van het COa van 1 december 2024, waarbij het COa heeft besloten om eiser vanaf 1 december 2024 in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen te plaatsen (het plaatsingsbesluit). [1] Het tweede beroep van eiser is gericht tegen het besluit van de minister van dezelfde datum om hem een vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 56 van de Vw [2] op te leggen.
1.1.
Het COa heeft gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
De rechtbank heeft de beroepen op 24 januari 2025 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht niet verschenen op de zitting. De minister en het COa hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek op de zitting gesloten.

Beoordeling door de rechtbank

2. De beroepen zijn ongegrond. Dit betekent dat eiser geen gelijk krijgt en ook geen vergoeding in de proceskosten. Hierna legt de rechtbank, aan de hand van de beroepsgronden, uit hoe zij tot dit oordeel komt.
3. Uit de verslaglegging van het COa blijkt - kort samengevat - het volgende. Eiser bevond zich op 29 november 2024 op de opvanglocatie in Amsterdam, terwijl hij een time-out opgelegd had gekregen op 21 november 2024, over was geplaatst naar de opvanglocatie in Zaandam en hij een locatieverbod had gekregen voor de opvanglocatie in Amsterdam. Dit is eiser in de ochtend van 29 november 2024 nogmaals medegedeeld toen hij verscheen op de locatie in Amsterdam. Eiser is in de middag naar het restaurant gelopen en heeft daar een maaltijd gehaald. Hij is aangesproken door een COa-medewerker, reageerde boos, heeft vervolgens zijn maaltijd naar de COa-medewerker gegooid en bedreigde de COa-medewerker met de woorden “I will kill you”. Een beveiliger moest ingrijpen en vervolgens is de politie ingeschakeld. Tijdens het wachten op de komst van de politie bleef eiser bedreigingen richting de COa-medewerker uiten, met de woorden: “I will find you and I will kill you” en “I will find you on the street”. De COa-medewerker heeft aangifte gedaan van bedreiging. Het COa heeft geen lichtere maatregel opgelegd aan eiser omdat hij zich al in een time-out bevond en andere lichtere maatregelen niet hebben geleid tot positieve gedragsverandering. Eiser heeft sinds 18 november 2022, zestien ROV-maatregelen opgelegd gekregen.
4. De rechtbank vindt dat het COa op goede gronden en voldoende gemotiveerd heeft besloten dat eiser in de HTL kan worden geplaatst.
4.1.
De rechtbank ziet in de enkele - niet nader onderbouwde - stelling van eiser dat het incident onduidelijk is verlopen, onvoldoende aanleiding om te twijfelen aan de verslaglegging van het COa. De rechtbank gaat dan ook uit van deze verslaglegging.
4.2.
De rechtbank is van oordeel dat het incident terecht is aangemerkt als een incident met zeer grote impact. [3] Daarvoor acht de rechtbank van belang dat eiser ernstige bedreigingen heeft geuit richting de COa-medewerker. Eiser heeft de medewerker namelijk meermaals met de dood bedreigd. Dat eiser niemand heeft geraakt met zijn eten of dat de medewerker geen schade heeft geleden, doet aan de impact van het incident niet af. Eisers stelling dat het hem niet duidelijk was dat hij niet op de locatie in Amsterdam mocht zijn, omdat hem enerzijds werd gegund zijn maaltijd op te eten en hem anderzijds werd verteld dat hij de locatie moest verlaten, volgt de rechtbank niet. Aan eiser is in de ochtend van het incident herhaald duidelijk gemaakt, dat voor hem een locatieverbod geldt. Dat hem werd toegestaan om de maaltijd die hij had gehaald op te eten ondanks het locatieverbod verandert hier niets aan. Te meer het toestaan vooral is ingegeven door het niet verder laten escaleren van de situatie en daarbij ook is gezegd dat hij daarna de locatie diende te verlaten.
4.3.
De rechtbank is daarnaast van oordeel dat het COa terecht geen lichtere maatregel aan eiser op heeft gelegd. Met de time-out maatregel op 21 november 2024 en de daarop volgende overplaatsing van eiser naar een andere opvanglocatie heeft het COa geprobeerd de rust te herstellen en eiser te bewegen zijn gedrag te veranderen. Gelet op het incident dat daarna heeft plaatsgevonden heeft dat niet het gewenste effect gehad en is eiser blijven volharden in het ongewenste gedrag.
5. Het beroep tegen het plaatsingsbesluit is daarom ongegrond. Omdat het beroep tegen het plaatsingsbesluit ongegrond is en de vrijheidsbeperkende maatregel volledig steunt op dat besluit, oordeelt de rechtbank dat het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel ook ongegrond moet worden verklaard en wijst het verzoek tot schadevergoeding af.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart de beroepen ongegrond;
  • wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. K.E. Mulder, griffier op 7 februari 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen het plaatsingsbesluit, kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na de dag van bekendmaking. Tegen deze uitspraak, voor zover het betreft het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, staat geen rechtsmiddel open.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 10, eerste lid, aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid van de Regelingen verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005.
2.Vreemdelingenwet 2000.
3.Onder gedragingen met een zeer grote impact wordt, zoals volgt uit het Maatregelenbeleid van het COa, onder andere verstaan “agressie en geweld tegen medebewoners en/of derden met een zeer grote impact, zoals gedrag met als doel de ander ernstig te bedreigen”.