Op 7 februari 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een zaak waarin een Nigeriaanse asielzoeker, vertegenwoordigd door mr. R.J. Schenkman, beroep aantekende tegen een plaatsingsbesluit van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COa) en een vrijheidsbeperkende maatregel opgelegd door de minister van Asiel en Migratie, vertegenwoordigd door mr. K.J. Diender. Het COa had op 1 december 2024 besloten de eiser in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) in Hoogeveen te plaatsen, na een incident waarbij de eiser een COa-medewerker had bedreigd. De rechtbank heeft de beroepen op 24 januari 2025 behandeld, maar eiser en zijn gemachtigde zijn niet verschenen. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten en de beroepen ongegrond verklaard.
De rechtbank oordeelde dat het COa op goede gronden had besloten tot de plaatsing van de eiser in de HTL. De rechtbank baseerde zich op de verslaglegging van het COa, waarin werd beschreven dat de eiser op 29 november 2024, ondanks een locatieverbod, op de opvanglocatie in Amsterdam verscheen en daar een COa-medewerker had bedreigd. De rechtbank vond dat de bedreigingen van de eiser, die meermaals met de dood was bedreigd, een zeer grote impact hadden en dat het COa terecht geen lichtere maatregel had opgelegd. De rechtbank concludeerde dat de eerdere maatregelen niet hadden geleid tot een positieve gedragsverandering en dat de eiser volhardde in ongewenst gedrag.
De rechtbank verklaarde beide beroepen ongegrond en wees het verzoek om schadevergoeding af. Tegen de uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, maar alleen voor het beroep tegen het plaatsingsbesluit. Voor het beroep tegen de vrijheidsbeperkende maatregel staat geen rechtsmiddel open.