ECLI:NL:RBDHA:2025:16337
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijk verklaring van opvolgende asielaanvraag en de toepassing van artikel 3 EVRM
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 2 september 2025, wordt de niet-ontvankelijk verklaring van de opvolgende asielaanvraag van eiser beoordeeld. Eiser, van Guinese nationaliteit, had eerder een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de minister op 28 oktober 2019 als ongegrond werd afgewezen. De rechtbank in 's-Hertogenbosch verklaarde het beroep tegen deze afwijzing op 23 juli 2020 ongegrond, en het hoger beroep bij de Raad van State werd op 3 november 2020 eveneens ongegrond verklaard. Eiser diende op 13 januari 2022 een opvolgende aanvraag in, die door de minister op 12 juni 2025 niet-ontvankelijk werd verklaard. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 27 augustus 2025 heeft de rechtbank de argumenten van eiser gehoord, waarin hij stelt dat hij bij terugkeer naar Guinee in extreme armoede zal belanden en dat de minister onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar zijn situatie. Eiser beroept zich op de arresten Ibrahim en Jawo, maar de rechtbank oordeelt dat deze arresten niet van toepassing zijn op zijn situatie, aangezien het hier niet gaat om een overdracht aan een andere lidstaat, maar om terugkeer naar Guinee. De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat hij in Guinee in een situatie van extreme armoede zal terechtkomen, en dat de minister terecht heeft geconcludeerd dat er geen aanleiding is voor nader onderzoek.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en oordeelt dat de minister de aanvraag terecht heeft afgewezen. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is gedaan door rechter R. Tesfai, in aanwezigheid van griffier A. Hoekstra Verbeek, en is openbaar gemaakt.