ECLI:NL:RBDHA:2025:16388

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
3 september 2025
Publicatiedatum
3 september 2025
Zaaknummer
NL25.36200
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorlopige voorziening voor derdelander Oekraïne met betrekking tot tijdelijke bescherming

In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Den Haag op 3 september 2025 uitspraak gedaan in een verzoek om een voorlopige voorziening. Verzoekster, een derdelander uit Oekraïne, had beroep ingesteld tegen een terugkeerbesluit van de minister van Asiel en Migratie, dat op 8 juli 2025 was genomen. Dit besluit hield in dat de tijdelijke bescherming van verzoekster onder de Richtlijn tijdelijke bescherming (2001/55/EG) per 4 maart 2024 was geëindigd. Verzoekster verzocht de voorzieningenrechter om een voorlopige voorziening, zodat zij hangende het beroep niet zou worden uitgezet en haar voorzieningen niet zou verliezen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van onverwijlde spoed, omdat de minister had aangekondigd dat de gevolgen van het eindigen van de tijdelijke bescherming voor derdelanders Oekraïne op 4 september 2025 zouden ingaan. Dit zou betekenen dat verzoekster geen toegang meer zou hebben tot gemeentelijke opvangvoorzieningen en niet meer zou mogen werken in Nederland. De voorzieningenrechter besloot het verzoek toe te wijzen en verweerder te veroordelen in de proceskosten van verzoekster, vastgesteld op € 907. De uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, in aanwezigheid van griffier mr. E.C. Jacobs, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL25.36200

uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaak tussen

[verzoekster], verzoekster

V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. A. Kortrijk),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Inleiding

In het besluit van 8 juli 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder een terugkeerbesluit tegen verzoekster uitgevaardigd en bepaald dat zijn facultatieve tijdelijke bescherming onder de Richtlijn tijdelijke bescherming (2001/55/EG) per 4 maart 2024 is geëindigd.
Verzoekster heeft beroep (NL25.36198) ingesteld tegen het bestreden besluit. Zij heeft verder de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, die inhoudt dat zij hangende het beroep niet zal worden uitgezet en zal worden beschouwd als begunstigde onder de Richtlijn tijdelijke bescherming, zodat ze haar voorzieningen niet verliest.
De voorzieningenrechter doet op grond van artikel 8:83, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak buiten zitting.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Awb kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een eventuele bodemzaak niet.
2. Aangezien verweerder in algemene zin heeft bekendgemaakt dat het bevriezen van de gevolgen van het eindigen van tijdelijke bescherming voor de groep die wordt aangeduid met de term 'derdelanders Oekraïne', waarvan verzoekster deel uitmaakt, op 4 september 2025 ophoudt, is de vereiste onverwijlde spoed aanwezig. Hoewel verzoekster vanaf die datum nog een vertrektermijn van vier weken heeft, mag zij namelijk na die datum geen gebruik meer maken van de gemeentelijke opvangvoorzieningen en mag zij niet meer werken in Nederland. Hierbij is van belang dat zij ten tijde van het bestreden besluit geen procedure over tijdelijke bescherming had lopen. [1] Hierin ziet de voorzieningenrechter aanleiding om bij wijze van ordemaatregel het verzoek op de hierna te melden wijze toe te wijzen.
3. In de toewijzing van het verzoek ziet de voorzieningenrechter aanleiding om verweerder te veroordelen in de door verzoekster gemaakte proceskosten. Deze worden op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vastgesteld op € 907, bestaande uit een punt voor het indienen van het verzoekschrift met een waarde per punt van € 907 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 1 (gemiddeld).

Beslissing

De voorzieningenrechter:
  • wijst het verzoek toe en bepaalt dat verzoekster moet worden behandeld als ware de Richtlijn tijdelijke bescherming (2001/55/EG) nog op haar van toepassing tot vier weken nadat er op het beroep (NL25.36198) is beslist;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van verzoekster tot een bedrag van € 907 (negenhonderdzeven euro).
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. van de Merbel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. E.C. Jacobs, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Voetnoten

1.https://ind.nl/nl/nieuws/bevriezingsmaatregel-derdelanders-oekraine-stopt-op-4-september-2025.