ECLI:NL:RBDHA:2025:16393
Rechtbank Den Haag
- Vereenvoudigde behandeling
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep inzake verblijfsvergunning asiel door vertrek met onbekende bestemming
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedaan op 4 september 2025, wordt het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd beoordeeld. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag op 7 juni 2025 niet in behandeling genomen, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de aanvraag. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank heeft eerst ambtshalve de vraag beantwoord of eiser procesbelang heeft bij het beroep. De minister heeft op 22 juli 2025 meegedeeld dat eiser op 12 juni 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 2 september 2025 laten weten geen contact meer te hebben met eiser. De rechtbank concludeert dat, gezien deze omstandigheden, eiser kennelijk geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland.
Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit. Het beroep is derhalve niet-ontvankelijk verklaard, en de rechtbank heeft de zaak niet inhoudelijk beoordeeld. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens zijn met deze uitspraak.