ECLI:NL:RBDHA:2025:16464
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag reguliere verblijfsvergunning op basis van familieleven en voorlopige voorziening
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 5 september 2025, wordt het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een reguliere verblijfsvergunning behandeld. Eiseres, een Surinaamse vrouw geboren in 1956, heeft een aanvraag ingediend om bij haar zoon en zijn gezin in Nederland te verblijven. De aanvraag werd afgewezen door de minister van Asiel en Migratie, omdat eiseres niet voldeed aan de vereisten voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) en er geen sprake zou zijn van beschermwaardig familieleven in de zin van artikel 8 van het EVRM. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat de afwijzing in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel en dat haar belangen onvoldoende zijn meegewogen. De rechtbank oordeelt echter dat verweerder op goede gronden heeft geconcludeerd dat er geen sprake is van een meer dan gebruikelijke afhankelijkheidsrelatie tussen eiseres en haar zoon. De rechtbank stelt vast dat eiseres pas sinds juni 2023 in Nederland verblijft en dat er geen objectieve bewijzen zijn voor de gestelde afhankelijkheid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, omdat er geen connexiteit meer is na de uitspraak in het beroep.