ECLI:NL:RBDHA:2025:1653

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 januari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
NL24.48759
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie

In deze zaak heeft eiseres beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel. De rechtbank Den Haag heeft op 10 januari 2025 uitspraak gedaan in deze zaak, die voortvloeit uit een eerdere uitspraak van 26 juli 2024, waarin de minister was opgedragen om binnen zes weken opnieuw te beslissen. Eiseres heeft gesteld dat de minister deze termijn niet heeft nageleefd, wat aanleiding gaf tot het indienen van het beroep. De rechtbank heeft overwogen dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, aangezien de feiten duidelijk waren. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet binnen de gestelde termijn een besluit heeft genomen, waardoor het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank heeft de minister opgedragen om binnen twee weken na verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres heeft recht op een vergoeding van de proceskosten, die door de minister moet worden betaald. De rechtbank heeft het bedrag vastgesteld op € 453,50, rekening houdend met de gemaakte kosten voor juridische bijstand. De uitspraak is openbaar gemaakt op 10 januari 2025.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.48759
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Gavami),

en

de minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend naar aanleiding van de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam van 26 juli 20241. In die uitspraak staat dat de minister binnen zes weken opnieuw moet beslissen op de aanvraag van eiseres. De minister heeft zich hieraan niet gehouden. Eiseres stelt daarom nu beroep in.

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.2
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.3
3. Soms kan van een betrokkene niet worden verwacht dat hij eerst een ingebrekestelling stuurt. Dat is in dit geval zo, omdat de bestuursrechter in de uitspraak van 26 juli 2024 een uitdrukkelijke en inmiddels verstreken termijn heeft gesteld voor het nemen van een nieuw besluit.4

Is het beroep van eiseres ontvankelijk en gegrond?

4. De rechtbank stelt vast dat de minister niet binnen de door de rechtbank genoemde termijn alsnog een besluit heeft genomen op de aanvraag. Het beroep is kennelijk gegrond.
1. NL23.28075 (niet gepubliceerd).
2 Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
3 Artikel 6:2 en 6:12 van de Awb.
Welke beslistermijn legt de rechtbank aan de minister op?
5. De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen.5 Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.6
6. De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van 21 maanden7 is overschreden. De rechtbank overweegt dat de termijn van 21 maanden ziet op de beslistermijn. Dit moet worden onderscheiden van de nadere beslistermijn die de rechtbank met deze uitspraak oplegt. Bij het bepalen van een passende nadere beslistermijn maakt de rechtbank een afweging. Daarbij moet zij rekening houden met zowel het belang van een snelle als een zorgvuldige besluitvorming.8 De omstandigheid dat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden, is één van de aspecten die de rechtbank in deze afweging meeweegt.
7. Uit de beschikbare stukken blijkt dat eiseres inmiddels is gehoord omtrent haar asielmotieven. Ook heeft de minister op het voornemen op het te nemen besluit bekend gemaakt en heeft eiseres haar zienswijze hierop ingediend.
8. De rechtbank bepaalt dat de minister binnen twee weken na de dag van verzending van deze uitspraak een besluit op de aanvraag bekend moet maken. De rechtbank acht het niet onmogelijk voor de minister om binnen deze termijn op zorgvuldige wijze een besluit te nemen. Omdat de beslistermijn van 21 maanden is overschreden, legt de rechtbank een kortere nadere beslistermijn op dan de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) met het 8+8-wekenmodel heeft ontwikkeld in haar uitspraak van 8 juli 20209.
Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?
9. In het geval het bestuursorgaan niet tijdig heeft beslist, dan draagt de bestuursrechter het bestuursorgaan op om dit binnen een bepaalde termijn alsnog te doen. De bestuursrechter verbindt aan het niet-naleven daarvan een dwangsom.10 Sinds 11 juli 2021 is in artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) bepaald dat deze bepalingen niet van toepassing zijn op een besluit op een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De ABRvS heeft echter in haar uitspraak van 30 november 202211 geoordeeld dat deze bepaling uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend is. Dit betekent dat de bestuursrechter aan de minister wél opdraagt om binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en dat de bestuursrechter aan het niet naleven door de minister een dwangsom verbindt.
10. De rechtbank bepaalt in deze zaak de minister een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de minister de in deze uitspraak bepaalde nadere beslistermijn overschrijdt. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
5 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
7 Artikel 31, vijfde lid, van de Procedurerichtlijn.
8 Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 8 juli 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1560.
10 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
Conclusie en gevolgen
11. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat de minister binnen twee weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom.
12. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om binnen twee weken na de dag van verzending van de uitspraak een besluit op de aanvraag bekend te maken;
  • bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
10 januari 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.