ECLI:NL:RBDHA:2025:16568
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering van Ziektewet-uitkering onvoldoende gemotiveerd door het Uwv
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 5 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, een werknemer die ziek was, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv). Eiser had een Ziektewet (ZW)-uitkering ontvangen, maar het Uwv vorderde een bedrag van € 6.488,29 terug over de periode van 1 november 2021 tot en met 31 december 2021, omdat zij meende dat dit bedrag onterecht was betaald. Eiser heeft tegen deze terugvordering bezwaar gemaakt, maar het Uwv verklaarde het bezwaar ongegrond.
De rechtbank heeft het beroep van eiser behandeld en vastgesteld dat het Uwv niet voldoende had gemotiveerd dat het bedrag van € 6.488,29 daadwerkelijk onterecht was betaald. Eiser betwistte dat hij over de genoemde periode een dergelijk bedrag had ontvangen en voerde aan dat hij slechts een deel van dat bedrag had ontvangen. De rechtbank oordeelde dat het Uwv niet had aangetoond dat de terugvordering terecht was en dat het bestreden besluit om die reden vernietigd moest worden.
De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard en het Uwv opgedragen om binnen zes weken na de uitspraak een nieuw besluit te nemen op het bezwaar van eiser. Tevens is het Uwv veroordeeld tot het vergoeden van het griffierecht aan eiser. De uitspraak benadrukt het belang van een deugdelijke motivering bij besluiten van bestuursorganen, vooral in zaken die de financiële situatie van burgers aangaan.