2.1Eiseres wil graag in Nederland blijven in verband met haar relatie met referent en heeft met dat doel een verblijfsvergunning aangevraagd. Verweerder heeft deze aanvraag met het primaire besluit afgewezen, met de volgende vier redenen:
Er is geen sprake van een exclusieve relatie (reden 1);
Er is niet voldaan aan het vereiste van ongehuwdheid, omdat eiser reeds gehuwd is (reden 2);
Er is niet voldaan aan het vereiste van samenwonen (reden 3); en
Er is niet voldaan aan het vereiste van duurzaamheid (reden 4).
Na bezwaar heeft verweerder reden 1 (geen exclusieve relatie) bij het bestreden besluit laten vallen. De overige redenen voor de afwijzing heeft verweerder gehandhaafd.
Wat zijn de standpunten van partijen in beroep?
3. Ter beoordeling ligt voor of verweerder reden 2, 3 en 4 aan eiseres mocht tegenwerpen als onderbouwing van de afwijzing. Eiseres heeft naar voren gebracht dat reden 2 (ongehuwdheid) en reden 3 (samenwoning) in het licht van rechtspraakvan de hoogste Nederlandse vreemdelingenrechter niet mochten worden tegengeworpen. Ten aanzien van reden 4 voert eiseres aan dat wel degelijk sprake is van een duurzame relatie. Ter onderbouwing hiervan heeft zij onder meer afschriften van berichten tussen haar en referent in WhatsApp ingebracht. Ook heeft zij foto’s van haar met referent (en anderen) overgelegd.
4. Verweerder heeft in het verweerschrift en op de zitting gemotiveerd gereageerd op de beroepsgronden van eiseres en geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het beroep.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. De rechtbank is van oordeel dat eiseres onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat sprake is van een duurzame relatie tussen haar en referent en verklaart het beroep om die reden ongegrond. Omdat duurzaamheid van de relatie één van de cumulatieve voorwaarden is voor de gevraagde verblijfsvergunning bij partner, komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijk oordeel over de andere tegenwerpingen.
6. Dit betekent dat eiseres geen gelijk krijgt. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel is gekomen.
Heeft verweerder het duurzaamheidsvereiste aan zijn afwijzende besluit ten grondslag gelegd?
7. Eiseres heeft op zitting naar voren gebracht dat er in het bestreden besluit helemaal niets staat over het duurzaamheidsvereiste en dat dit daarom niet kan worden tegengeworpen. De rechtbank volgt eiseres niet in dit betoog. In het primaire besluit (bovenaan p. 3) staat wel degelijk dat er naar het oordeel van verweerder geen sprake is van een duurzame relatie. In het bestreden besluit staat hierover niets, maar dat komt omdat hierover in de gronden van bezwaar niets is opgenomen.
Moest verweerder rekening houden met bewijsstukken die zien op de invulling van de relatie van ná het bestreden besluit?
8. Op zitting is gediscussieerd over de vraag naar welk moment moet worden gekeken voor de stand van (in dit geval) de feiten. Daarbij is ook gesproken over de “ex-tunc-toetsing” die in procedures als deze gebruikelijk is. “Ex tunc” betekent dat naar de feiten “van toen” moet worden gekeken, meer in het bijzonder naar de feiten zoals die zich voordeden ten tijde van het bestreden besluit.De hoofdregel is dat partijen gedurende een procedure nieuwe bewijsmiddelen mogen indienen. Dat geldt voor de bezwaar- en de beroepsfase. Van strijd met de ex tunc-toetsing is geen sprake, zolang de feiten, waarop het bewijsstuk ziet, zich ook al voordeden op het moment van het nemen van het besluit op bezwaar.De rechtbank is van oordeel dat bij de beoordeling van de rechtmatigheid van het bestreden besluit geen rekening kan worden gehouden met (stukken ter onderbouwing van) feiten die zich pas na de datum van het bestreden besluit hebben voorgedaan. Met die feiten kon verweerder in zijn besluit immers geen rekening houden. Dit betekent dat de rechtbank in haar beoordeling geen rekening houdt met de stelling dat eiseres sinds februari 2025 een deel van de week in de woning van referent verblijft en daarbij ook zorg draagt voor zijn zoon.
Mocht verweerder op basis van de relevante stukken oordelen dat niet aannemelijk is gemaakt dat sprake is van een duurzame relatie?
9. Eén van de voorwaarden voor een verblijfsvergunning zoals hier aan de orde is dat sprake is van een duurzame relatie als bedoeld in artikel 3.14 van het Vreemdelingenbesluit (Vb). Van een duurzame relatie is sprake als de relatie in voldoende mate met een huwelijk op één lijn is te stellen. In Informatiebericht 2023/36 staat dat het voeren van een gezamenlijke huishouding een belangrijke aanwijzing is dat sprake is van een duurzame relatie, maar dat het niet valt uit te sluiten dat een relatie ook een duurzaam karakter kan hebben zonder samenwoning en het voeren van een gezamenlijke huishouding.