6.3.Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van het gepleegde feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van het feit
De verdachte is met zijn personenauto, bij het rechts afslaan, een brom-/fietspad overgestoken waar het slachtoffer [slachtoffer] als bestuurster van een bromfiets reed. Hij heeft aan het slachtoffer geen voorrang verleend, als gevolg waarvan hij met zijn auto in botsing is gekomen met de bromfiets van het slachtoffer en zij onder de auto van de verdachte terechtgekomen is. Het slachtoffer, nog maar 25 jaar oud, heeft daarbij ernstige verwondingen opgelopen en is enkele dagen later komen te overlijden.
Blijkens de namens de nabestaanden voorgedragen slachtofferverklaringen heeft het overlijden van hun dierbare onmetelijke gevoelens van verlies, leegte en verdriet teweeg gebracht. Zij hebben verklaard voor het leven te zijn getekend door het verlies van hun dierbare.
De rechtbank moet vaststellen dat de verdachte voor dit leed verantwoordelijk is.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 21 maart 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een strafbaar feit.
Persoonlijke omstandigheden
De rechtbank heeft kennisgenomen van de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals daarvan tijdens het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Hij heeft te kampen met PTSS, depressieve gevoelens en suïcidale gedachten. De verdachte krijgt hiervoor behandeling. Het verkeersongeval en de gevolgen daarvan voor het slachtoffer en haar familie hebben, naar de rechtbank heeft geconstateerd, diepe indruk op de verdachte gemaakt en het heeft nog steeds een groot emotioneel effect op hem. De verdachte heeft zijn spijt aan de nabestaanden betuigd en heeft verklaard open te staan voor contact met de nabestaanden wanneer zij daar behoefte aan zouden hebben.
De rechtbank heeft bij de bepaling van de strafmodaliteit en strafmaat aansluiting gezocht bij de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting (de LOVS-oriëntatiepunten). Daarin is als uitgangspunt vermeld een taakstraf voor de duur van 240 uren en een ontzegging van de rijbevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden.
Met de op te leggen straf beoogt de rechtbank ook ter algemene preventie te onderstrepen hoe zwaar de verplichting is die op bestuurders van in het bijzonder auto’s rust om met voldoende voorzichtigheid en oplettendheid aan het verkeer deel te nemen.
De rechtbank acht, alles afwegende, overeenkomstig het uitgangspunt van de LOVS-oriëntatiepunten, een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, passend en geboden. Gezien de ernst van de fout en de dramatische gevolgen van de verkeersfout van de verdachte voor het slachtoffer en haar nabestaanden, kan oplegging van een lagere taakstraf dan de wettelijk maximale naar het oordeel van de rechtbank niet aan de orde zijn. Voor oplegging van een voorwaardelijk strafdeel ziet de rechtbank geen aanleiding.
Ontzegging van de rijbevoegdheid om motorrijtuigen te besturen
De rechtbank acht de bijkomende straf van een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van twaalf maanden passend en geboden.
Mede gelet op de proceshouding van de verdachte en de gevolgen die het ongeval ook voor hem heeft, ziet de rechtbank aanleiding om deze straf gedeeltelijk, te weten voor de duur van zes maanden, voorwaardelijk op te leggen. Hierbij geldt de algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De rechtbank zal de proeftijd vaststellen op twee jaren.