ECLI:NL:RBDHA:2025:16718

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
8 september 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
NL21.14870
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 8 september 2025 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser, de minister van Asiel en Migratie, als verweerder. De rechtbank heeft de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond, op basis van het bestreden besluit van 17 september 2021. Eiser heeft beroep ingesteld tegen dit besluit, maar de rechtbank heeft ambtshalve de vraag beantwoord of eiser procesbelang heeft bij het beroep.

De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser op 5 januari 2022 met onbekende bestemming is vertrokken, zoals gemeld door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers. De gemachtigde van eiser heeft op 15 augustus 2025 aangegeven geen contact meer te hebben met eiser. Gezien deze omstandigheden en de geldende rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, concludeert de rechtbank dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming in Nederland.

Daarom heeft de rechtbank geoordeeld dat eiser geen belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep tegen het bestreden besluit, en heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden ingezien op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL21.14870

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], eiser

v-nummer: [V-nummer],
(gemachtigde: mr. A. Habib-Portier),
en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft met het bestreden besluit van 17 september 2021 de asielaanvraag van eiser afgewezen als kennelijk ongegrond. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht uitspraak zonder zitting.

Beoordeling door de rechtbank

1. De rechtbank beantwoordt allereerst ambtshalve de vraag of eiser procesbelang heeft bij het beroep. Verweerder heeft op 11 januari 2022 meegedeeld dat eiser volgens melding van het Centraal Orgaan opvang asielzoeker op 5 januari 2022 met onbekende bestemming is vertrokken. Op 15 augustus 2025 heeft de gemachtigde van eiser desgevraagd meegedeeld geen contact meer te hebben met eiser.
2. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat wanneer een vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken zonder verweerder te laten weten waar hij verblijft, er in beginsel vanuit wordt gegaan dat die vreemdeling geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk verzochte bescherming in Nederland. Dit is anders als de vreemdeling contact met zijn gemachtigde onderhoudt. [1]
3. Gezien de hiervoor genoemde omstandigheden en gezien de informatie van de gemachtigde van eiser neemt de rechtbank aan dat eiser op 5 januari 2022 met onbekende bestemming is vertrokken en sindsdien geen contact meer heeft opgenomen met zijn gemachtigde. Eiser stelt kennelijk geen prijs meer op de door hem aanvankelijk gezochte bescherming in Nederland. Daarom heeft eiser geen belang bij een inhoudelijke beoordeling van het door hem ingestelde beroep tegen het bestreden besluit.
4. Het beroep is daarom niet-ontvankelijk.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan op 8 september 2025 door mr. M.J. Schouw, rechter, in aanwezigheid van mr. Ż.A. Meinert, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.