Uitspraak
Echtscheiding met nevenvoorzieningen
[de vrouw] ,
[de man] ,
Procedure
- het verzoekschrift, met producties;
- het verweerschrift met zelfstandig verzoek;
- het verweerschrift tegen het zelfstandig verzoek;
- het bericht van 24 april 2024 van de vrouw, met bijlage;
- het bericht van 21 mei 2025 van de vrouw, met bijlage.
- de vrouw (via een videoverbinding), bijgestaan door haar advocaat en tolk A. Fawzy;
- de man, bijgestaan door zijn advocaat en [naam 1] ,
- [naam 2] namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad)
Feiten
- Partijen zijn met elkaar gehuwd op [dag] 2021 in [plaats] , Soedan.
- Zij zijn de ouders van de minderjarige [minderjarige] (hierna: [minderjarige] ), geboren op [geboortedag] 2023 in [geboorteplaats] .
- Partijen oefenen gezamenlijk het gezag uit over [minderjarige] .
- [minderjarige] verblijft op dit moment bij de vrouw.
- De vrouw en de man hebben de Soedanese nationaliteit.
Verzoek en verweer
- tussen partijen de echtscheiding uit te spreken naar Nederlands recht;
- te bepalen dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de vrouw zal hebben en deze zal volgen.
- primair, dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de man zal hebben,
- subsidiair – voor zover het hoofdverblijf van de minderjarige bij de vrouw wordt bepaald – een zorgregeling tussen de man en de minderjarige vast te stellen, met dien verstande dat er minimaal wekelijks omgang is inclusief overnachting, alsmede dat de (school)vakanties en feestdagen bij gelijke helft worden verdeeld,
Beoordeling
marriage certificate” die door de vrouw bij het verzoekschrift is gevoegd, volgt dat de vrouw met de man is gehuwd in [plaats] , Soedan. Het bestaan van dit huwelijk en de rechtsgeldigheid daarvan is niet door de man betwist. Gelet hierop gaat de rechtbank ervan uit dat het huwelijk tussen partijen rechtsgeldig is voltrokken en voor erkenning in Nederland in aanmerking komt. Van omstandigheden die zouden moeten leiden tot het oordeel dat het huwelijk van partijen niet voor erkenning vatbaar is, zoals bedoeld in artikel 10:32 BW, is niet gebleken.
1 december 2025. Gelet op het feit dat [minderjarige] momenteel bij de vrouw verblijft en dat dit ook de afgelopen periode zo was, zal de rechtbank – zoals tijdens de zitting ook is besproken –de hoofdverblijfplaats van [minderjarige]
voorlopigbij de vrouw vaststellen. Gelet op de door de vrouw geuite zorgen, zal de rechtbank eerst de uitkomsten van het raadsonderzoek afwachten alvorens zij over gaat tot een beoordeling welke zorgregeling in het belang van [minderjarige] dient te worden vastgesteld.
Beslissing
voorlopigvast bij de vrouw;
1 december 2025pro forma; uiterlijk op die datum dient de Raad voor de Kinderbescherming zo mogelijk zijn rapport met advies te hebben uitgebracht aan de rechtbank met kopie aan beide ouders en hun advocaten;
ten aanzien van de hoofdverblijfplaats en de zorgregelingaan tot
1 december 2025 pro forma.