In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 17 juli 2025 een beschikking gegeven in het kader van een echtscheiding tussen een vrouw en een man. De vrouw verzocht om een zorgregeling voor de minderjarige kinderen en om de verdeling van schulden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen zorgregeling kan worden vastgesteld, omdat de kinderen geen contact meer hebben met de moeder en de moeder niet bereikbaar is. De rechtbank oordeelt dat het in het belang van de kinderen is om geen zorgregeling vast te stellen en wijst het verzoek van de moeder hiertoe af.
Wat betreft de verdeling van de schulden heeft de vrouw verzocht om te bepalen dat beide partijen voor de helft draagplichtig zijn voor de bestaande schulden. De man heeft echter aangevoerd dat hij volgens Pools recht niet draagplichtig is voor deze schulden, omdat deze niet zijn aangegaan ten behoeve van de alledaagse behoeften van het gezin en hij geen toestemming heeft gegeven voor het aangaan van deze schulden. De rechtbank heeft geoordeeld dat de vrouw haar verzoek onvoldoende heeft onderbouwd en heeft het verzoek afgewezen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de vrouw, met uitzondering van de belastingschulden van 2021 en 2022, het bestaan van andere schulden niet heeft aangetoond.
De rechtbank heeft de proceskosten gecompenseerd, gezien de familierechtelijke aard van de procedure. De beschikking is gegeven door mr. L.L. Benink, kinderrechter, en uitgesproken op de openbare zitting van 17 juli 2025.