In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.M. Straver, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag is op 10 juli 2023 door de minister ontvangen, en de minister had de verplichting om binnen zes maanden een besluit te nemen. Deze termijn is echter met negen maanden verlengd, waardoor de minister uiterlijk op 10 januari 2024 had moeten beslissen. Eiseres heeft de minister op 15 november 2024 in gebreke gesteld, maar de minister heeft tot op dat moment geen besluit genomen. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, wat door de rechtbank als gegrond is beoordeeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet tijdig heeft beslist en heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de verzending van de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 453,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van haar beroepschrift.
De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, en is openbaar gemaakt op 13 januari 2025. De rechtbank heeft de minister in de proceskosten veroordeeld en heeft de gegrondheid van het beroep bevestigd, wat betekent dat eiseres gelijk heeft gekregen in haar verzoek om tijdige besluitvorming.