ECLI:NL:RBDHA:2025:1676

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 januari 2025
Publicatiedatum
10 februari 2025
Zaaknummer
NL24.52293
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen het niet tijdig beslissen op asielaanvraag met dwangsom en proceskostenvergoeding

In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. L.M. Straver, beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Minister van Asiel en Migratie op haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De aanvraag is op 10 juli 2023 door de minister ontvangen, en de minister had de verplichting om binnen zes maanden een besluit te nemen. Deze termijn is echter met negen maanden verlengd, waardoor de minister uiterlijk op 10 januari 2024 had moeten beslissen. Eiseres heeft de minister op 15 november 2024 in gebreke gesteld, maar de minister heeft tot op dat moment geen besluit genomen. Eiseres heeft vervolgens beroep ingesteld, wat door de rechtbank als gegrond is beoordeeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de minister niet tijdig heeft beslist en heeft de minister opgedragen om binnen acht weken na de verzending van de uitspraak alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Tevens is er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat de minister deze termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook bepaald dat eiseres recht heeft op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 453,50, omdat zij een professionele juridische hulpverlener heeft ingeschakeld voor het indienen van haar beroepschrift.

De uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, en is openbaar gemaakt op 13 januari 2025. De rechtbank heeft de minister in de proceskosten veroordeeld en heeft de gegrondheid van het beroep bevestigd, wat betekent dat eiseres gelijk heeft gekregen in haar verzoek om tijdige besluitvorming.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.52293
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , V-nummer: [V-nummer] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.M. Straver),

en

de Minister van Asiel en Migratie, de minister.

Procesverloop

Deze uitspraak gaat over het beroep dat eiseres heeft ingediend, omdat de minister
niet op tijd heeft beslist op haar aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd (hierna: aanvraag).

Overwegingen

1. De rechtbank vindt het in deze zaak niet nodig om partijen uit te nodigen voor een zitting.1
2. Als een bestuursorgaan niet op tijd op een aanvraag beslist, dan kan de betrokkene daartegen in beroep gaan. Voordat hij beroep kan instellen, moet de betrokkene schriftelijk aan het bestuursorgaan laten weten dat binnen twee weken alsnog moet worden beslist op zijn aanvraag (de zogenoemde ingebrekestelling). Als er na twee weken nog steeds geen besluit is genomen, dan kan de betrokkene beroep instellen.2

Is het beroep van eiseres gegrond?

3. De minister heeft de aanvraag op 10 juli 2023 ontvangen. De minister moet uiterlijk binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag beslissen.3 De minister heeft deze termijn onder toepassing van WBV 2023/34 met negen maanden verlengd. Eiseres heeft de minister op 15 november 2024, dus na het verstrijken van die termijn, in gebreke gesteld. Eiseres heeft meer dan twee weken na de ingebrekestelling beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op de aanvraag. Het beroep is kennelijk gegrond.
1. Artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2 Artikel 6:2, onder b, en 6:12, tweede lid, van de Awb.
3 Artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw).
4 Staatscourant van 8 februari 2023, nr. 3235.
Welke beslistermijn legt de rechtbank aan de minister op?
4. De rechtbank geeft in beginsel een termijn van twee weken na de dag van verzending van de uitspraak om alsnog een besluit te nemen.5 Er kunnen omstandigheden zijn die ervoor zorgen dat de rechtbank een andere termijn geeft.6
5. Uit de beschikbare stukken blijkt dat eiseres inmiddels is gehoord op haar asielmotieven. De rechtbank ziet in deze omstandigheid aanleiding om aan de minister een langere beslistermijn dan twee weken op te leggen. Om zowel recht te doen aan het belang van eiseres bij een duidelijke beslistermijn, als het belang van de minister om tot een zorgvuldige besluitvorming te kunnen komen, zal de rechtbank een uiterlijke nadere beslistermijn opleggen van acht weken. Daarbij houdt de rechtbank rekening met het feit dat de minister eerst nog een voornemen moet nemen en dat eiseres daarop vervolgens nog haar zienswijze mag geven. De rechtbank sluit in dit verband aan bij de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 8 juli 20207. De nadere beslistermijn vangt aan na de dag van verzending van deze uitspraak.

Legt de rechtbank de minister een rechterlijke dwangsom op?

6. In het geval het bestuursorgaan niet tijdig heeft beslist, dan draagt de bestuursrechter het bestuursorgaan op om dit binnen een bepaalde termijn alsnog te doen. De bestuursrechter verbindt aan het niet-naleven daarvan een dwangsom.8 Sinds 11 juli 2021 is in artikel 1 van de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (Tijdelijke wet) bepaald dat deze bepalingen niet van toepassing zijn op een besluit op een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De ABRvS heeft echter in haar uitspraak van 30 november 20229 geoordeeld dat deze bepaling uit de Tijdelijke wet op dit punt onverbindend is. Dit betekent dat de bestuursrechter aan de minister wél opdraagt om binnen een bepaalde termijn alsnog een besluit bekend te maken en dat de bestuursrechter aan het niet naleven door de minister een dwangsom verbindt.
7. De rechtbank bepaalt in deze zaak de minister een dwangsom van € 100,- verbeurt voor elke dag waarmee de minister de in deze uitspraak bepaalde nadere beslistermijn overschrijdt. Daarbij geldt wel een maximum van € 7.500,-.
Conclusie en gevolgen
8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiseres gelijk krijgt en dat de minister binnen acht weken alsnog een besluit op de aanvraag bekend moet maken. Als de minister dat niet doet, verbeurt hij een dwangsom.
5 Artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb.
6 Artikel 8:55d, derde lid, van de Awb.
8 Artikel 8:55d, tweede lid, van de Awb.
9. Omdat het beroep gegrond is, krijgt eiseres ook een vergoeding voor de proceskosten die zij heeft gemaakt. De minister moet dit betalen. Volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht is dit een vast bedrag, omdat eiseres een professionele (juridische) hulpverlener heeft ingeschakeld om voor haar een beroepschrift in te dienen. Omdat de zaak alleen gaat over de vraag of de beslistermijn is overschreden, wordt een lager bedrag toegekend (wegingsfactor 0,5). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed kunnen worden. Toegekend wordt € 453,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 907,- en een wegingsfactor 0,5).

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het met een besluit gelijk te stellen niet tijdig nemen van een besluit;
  • draagt de minister op om
  • bepaalt dat de minister aan eiseres een dwangsom van € 100,- moet betalen voor elke dag, waarmee hij de hiervoor genoemde termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 453,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.A. Schaaf, rechter, in aanwezigheid van L.M. Kalkman, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
13 januari 2025

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak kunt een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als u graag een zitting wilt waarbij u persoonlijk uw mening aan de rechter kunt geven, kunt u dit in uw verzetschrift aangeven.