ECLI:NL:RBDHA:2025:16769

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2025
Publicatiedatum
10 september 2025
Zaaknummer
SGR 24/9954
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen aanslagen onroerendezaakbelasting en rioolheffing door belastingplichtige

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 11 juli 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser, die huurder is van een onroerende zaak, en de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. De eiser had bezwaar gemaakt tegen de door verweerder opgelegde aanslagen voor de Onroerende zaakbelasting (OZB) en de Rioolheffing gebruiker voor het jaar 2024. Verweerder had het bezwaar van eiser ongegrond verklaard, waarna eiser beroep instelde. Tijdens de zitting op 12 juni 2025 is eiser verschenen, terwijl verweerder vertegenwoordigd was door twee personen.

De rechtbank heeft vastgesteld dat er onduidelijkheid bestond over wie als belastingplichtige moest worden aangemerkt. Eiser stelde dat de aanslagen niet aan hem, maar aan de ondernemers die langer op het adres gevestigd zijn, opgelegd hadden moeten worden. Verweerder verwees naar beleidsregels die een voorkeursvolgorde voor belastingplichtigen vastlegden. De rechtbank oordeelde dat de aanslagen ten onrechte aan eiser waren opgelegd, omdat de ondernemers volgens de Kamer van Koophandel langer op het adres geregistreerd stonden. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde de aanslagen, waarbij ook werd bepaald dat het betaalde griffierecht aan eiser moest worden vergoed.

De uitspraak benadrukt het belang van de beleidsregels voor de aanwijzing van belastingplichtigen en de noodzaak om de veronderstelde betaalcapaciteit van de betrokken partijen in overweging te nemen. De rechtbank concludeerde dat de aanslagen op basis van de beleidsregels aan de ondernemers opgelegd hadden moeten worden, en niet aan eiser.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Team belastingrecht
zaaknummer: SGR 24/9954

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 juli 2025 in de zaak tussen

[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser

en
De heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, verweerder.

Procesverloop

Verweerder heeft aan eiser voor het jaar 2024 een aanslag Onroerende zaakbelasting (aanslag OZB) en Rioolheffing gebruiker (aanslag rioolheffing) opgelegd.
Verweerder heeft bij uitspraak op bezwaar van 27 november 2024 het bezwaar van eiser tegen de aanslagen ongegrond verklaard.
Eiser heeft daartegen beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 12 juni 2025.
Eiser is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door [naam 1] en [naam 2] .

Overwegingen

Feiten
1. Eiser is huurder van de onroerende zaak aan [adres] in [plaats] (het adres). Sinds begin 2024 drijft eiser op het adres een eenmanszaak (de eenmanszaak).
2. In het Handelsregister van de Kamer van Koophandel (de KvK) staan naast de eenmanszaak (sinds 15 augustus 2023) ook de ondernemingen: [bedrijfsnaam 1] B.V. (sinds 12 november 2020) en [bedrijfsnaam 2] B.V. (sinds 12 november 2020) (tezamen: de ondernemingen) geregistreerd op het adres.
3. Verweerder heeft aan eiser in één aanslagbiljet de aanslag OZB en de aanslag rioolheffing (tezamen: de aanslagen) opgelegd.

Geschil4. In geschil is of de aanslagen terecht aan eiser zijn opgelegd.

5. Ter zitting is komen vast te staan dat tussen partijen niet (langer) in geschil is dat de eenmanszaak en de ondernemingen gebruiker zijn in de zin van de Verordening op de heffing en invordering van rioolheffing Leiden 2024 en de Verordening op de heffing en invordering van onroerendezaak-belastingen Leiden 2024.
6. Eiser stelt dat de aanslagen niet aan hem opgelegd hadden moeten worden, maar aan een van de ondernemers. De ondernemers zijn namelijk al langer op het adres gevestigd dan eiser. Eiser verwijst hierbij naar onderdeel 3.2 van de Beleidsregels voor het aanwijzen van een belastingplichtige en een WOZ-belanghebbende in een keuzesituatie (de Beleidsregels), welke door verweerder zijn opgesteld.
7. Verweerder stelt dat de aanslagen terecht aan eiser zijn opgelegd en verwijst daarbij naar onderdeel 9 van de Beleidsregels.
Beoordeling van het geschil
8. In de Beleidsregels is - voor zover van belang - opgenomen:
“Algemeen
In sommige gevallen brengen de wettelijke regels met zich dat meer personen belastingplichtig kunnen zijn voor één belastingobject. In de gevallen waarin dat voorkomt mag[verweerder]
de aanslag ten name van één van de belastingplichtigen stellen. In deze gevallen hanteert[verweerder]
een voorkeursvolgorde bij de aanwijzing van de belastingplichtige die de aanslag op zijn of haar naam krijgt. Deze voorkeursvolgorde is gebaseerd op veronderstelde betaalcapaciteit en doelmatige c.q. doeltreffende heffing en invordering en wordt toegepast voor zover de gegevens voorhanden of te achterhalen zijn.
De in de voorkeursregels neergelegde criteria bevatten op geen enkele wijze een limitatieve opsomming van de belastingplichtigen, maar zijn richtlijnen voor de meest voorkomende gevallen, zodat in de uitvoeringspraktijk volgens vaste, niet willekeurige, criteria een belastingplichtige kan worden aangewezen.

Voorkeursvolgorde

(…)
“3. Voor de onroerende-zaakbelastingen en de belastingen op roerende woon- en bedrijfsruimten die worden geheven van gebruikers(…)
, wordt de aanslag in onderstaande volgorde gesteld ten name van:
3.1
degene die ook als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht kan worden
aangemerkt;
3.2
degene die het langst het belastingobject gebruikt;
(…)
(…)
6. Als en voor zover aanslagen van verschillende belastingen worden verenigd op één aanslagbiljet, worden deze in onderstaande volgorde ten name gesteld van de belastingplichtige die:
6.1
ingevolge de onderdelen 1 en 2 kan worden aangewezen;
6.2
ingevolge onderdeel 3 kan worden aangewezen;
(…).
(…)
9. Aangezien de voorkeursvolgorde erop is gericht de aanslag op te leggen aan een belastingplichtige die in staat geacht mag worden om de belasting te betalen, kan ook tot een andere keuze gekomen worden dan uit de voorkeursvolgorde zou volgen.”
9. Verweerder heeft ter zitting gesteld dat aanhef en onderdeel 3.2 van artikel 3 van de Beleidsregels in beginsel op de aanslag OZB van toepassing zou kunnen zijn, maar dat in onderhavige situatie artikel 9 van de Beleidsregels prevaleert. Er is namelijk gekeken naar welke van de drie gebruikers (eiser of de ondernemers) het adres het meest in gebruik heeft en dit is, volgens verweerder, eiser. Verweerder heeft hierbij gewezen op een aantal foto’s die van het adres zijn gemaakt en het feit dat het contract voor de levering van water met eiser is afgesloten.
10. Anders dan verweerder is de rechtbank van oordeel dat artikel 9 van de Beleidsregels niet van toepassing is. Uit het hoofdstuk “Algemeen” van de Beleidsregels leidt de rechtbank af dat de voorkeursvolgorde is gebaseerd op de veronderstelde betaalcapaciteit en doeltreffende heffing en invordering van een belastingplichtige. Vervolgens is in artikel 9 van de Beleidsregels bepaalt dat om die reden van de voorkeursvolgorde kan worden afgeweken. Verweerder heeft niet gesteld, en ook overigens is de rechtbank niet gebleken, dat de ondernemingen niet in staat zouden zijn om de belastingen te betalen of dat de heffing en inning bij de ondernemingen niet doeltreffend zou kunnen zijn. Dat eiser van de drie gebruikers mogelijk degene is die het adres het meest in gebruik heeft doet daar niet aan af, nu dat geen in de Beleidsregels opgenomen criterium is. De rechtbank is zodoende van oordeel dat op grond van aanhef en onderdeel 3.2 van artikel 3 van de Beleidsregels de aanslag OZB aan een van de ondernemers moet worden opgelegd, nu de ondernemers volgens de KvK langer op het adres zijn gevestigd.
11. De aanslag rioolheffing is samen met de aanslag OZB op één aanslagbiljet vermeld. Toepassing van aanhef en onderdeel 6.2 van artikel 6 van de Beleidsregels heeft tot gevolg dat de aanslag rioolheffing hierdoor aan dezelfde persoon moet worden opgelegd als de aanslag OZB. Om die reden kan de aanslag rioolheffing niet aan eiser worden opgelegd.
12. Gelet op wat hiervoor is overwogen dient het beroep gegrond te worden verklaard en de aanslagen te worden vernietigd.
Proceskosten
13. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak op bezwaar;
- vernietigt de aanslagen onroerendezaakbelastingen (gebruiker) en rioolheffing (gebruiker);
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 51 aan eiser te vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.E. Bandsma, rechter, in aanwezigheid van J.C.W. Wahls, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 11 juli 2025.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kunnen partijen binnen zes weken na de verzenddatum hoger beroep instellen bij het gerechtshof Den Haag (team belastingrecht).
Dat kan digitaal via www.rechtspraak.nl, daar klikt u op “Formulieren en inloggen”. Hoger beroep instellen kan ook door verzending van een brief aan het gerechtshof Den Haag (belastingkamer), Postbus 20302, 2500 EH Den Haag.
Bij het instellen van het hoger beroep dient het volgende in acht te worden genomen:
1 - bij het hogerberoepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het hogerberoepschrift is, indien het op papier wordt ingediend, ondertekend.
Verder vermeldt u ten minste het volgende:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de datum van verzending;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het hoger beroep is ingesteld;
d. de redenen waarom u het niet eens bent met de uitspraak (de gronden van het hoger beroep).