ECLI:NL:RBDHA:2025:16793
Rechtbank Den Haag
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep wegens gebrek aan procesbelang in asielzaak
In deze zaak heeft eiser, een vreemdeling van Marokkaanse nationaliteit, op 1 juni 2025 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft deze aanvraag op 9 juli 2025 afgewezen, waarbij het besluit als kennelijk ongegrond werd aangemerkt. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld en verzocht om een voorlopige voorziening om uitzetting te verbieden totdat op het beroep is beslist.
De rechtbank heeft op 2 september 2025 de zaak behandeld, maar partijen hebben zich afgemeld voor de zitting. De rechtbank heeft ambtshalve de vraag onderzocht of eiser nog procesbelang heeft bij zijn beroep en verzoek om voorlopige voorziening. De minister heeft op 12 augustus 2025 meegedeeld dat eiser op 29 juli 2025 met onbekende bestemming is vertrokken. De gemachtigde van eiser heeft op 1 september 2025 aangegeven geen contact meer te hebben met eiser.
De rechtbank concludeert dat, aangezien eiser met onbekende bestemming is vertrokken zonder de minister te informeren over zijn verblijfplaats, er in beginsel van moet worden uitgegaan dat hij geen prijs meer stelt op de door hem gezochte bescherming in Nederland. Hierdoor heeft eiser geen rechtens te beschermen belang meer bij de beoordeling van het bestreden besluit. De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk en wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.