ECLI:NL:RBDHA:2025:16822

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
10 september 2025
Publicatiedatum
11 september 2025
Zaaknummer
NL25.33058
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van asielaanvraag wegens vertrek met onbekende bestemming

Op 10 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de afwijzing van een asielaanvraag. Eiser, vertegenwoordigd door mr. A. Heida, had beroep ingesteld tegen het besluit van de minister van Asiel en Migratie, dat zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd op 18 juli 2025 was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk was, omdat eiser met onbekende bestemming was vertrokken zonder de autoriteiten te informeren over zijn verblijfplaats. Dit vertrek werd bevestigd door een melding van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) op 29 juli 2025. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer had bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, aangezien hij geen contact meer had met zijn gemachtigde en zijn verblijfplaats onbekend was. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk en wees de proceskosten af. De uitspraak werd openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om verzet aan te tekenen binnen zes weken na verzending van de uitspraak.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Rotterdam Bestuursrecht zaaknummer: NL25.33058
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , [v-nummer] , eiser (gemachtigde: mr. A. Heida),

en

de minister van Asiel en Migratie, verweerder

Inleiding

1. Bij besluit van 18 juli 2025 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd afgewezen als ongegrond.
1.1.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
1.2.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. Als een vreemdeling die in Nederland bescherming heeft gevraagd met onbekende bestemming vertrekt zonder aan verweerder te laten weten waar hij verblijft, moet er in beginsel van uit worden gegaan dat hij geen prijs meer stelt op bescherming in Nederland. Op basis van een melding dat de vreemdeling met onbekende bestemming is vertrokken (‘mob-melding’) mag het beroep dus in beginsel niet-ontvankelijk worden verklaard wegens gebrek aan procesbelang. Dit is anders als een vreemdeling na die melding nog contact met zijn gemachtigde onderhoudt. In dat geval wordt in beginsel aangenomen dat hij nog wel prijs stelt op bescherming in Nederland. Het voorgaande volgt uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, bijvoorbeeld de uitspraak van 1 juli 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2662.
3. Verweerder heeft op 15 augustus 2025 een systeemuitdraai overgelegd, waaruit blijkt dat eiser op 29 juli 2025 door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa) is geregistreerd als ‘met onbekende bestemming vertrokken’. De rechtbank heeft op
15 augustus 2025 aan de gemachtigde van eiser verzocht om aan te geven of zij nog contact onderhoudt met eiser. Daarop heeft de gemachtigde van eiser op 27 augustus 2025 te kennen
gegeven dat zij op dit moment geen contact heeft met eiser en ook niet bekend is met eisers verblijfplaats.
4. Nu eiser zonder bericht met onbekende bestemming is vertrokken uit de opvang van het COa en de gemachtigde van eiser geen contact meer heeft met eiser, moet ervan worden uitgegaan dat eiser geen prijs meer stelt op de door hem aanvankelijk in Nederland gezochte bescherming. Eiser heeft daarom geen rechtens te beschermen belang meer bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep tegen het bestreden besluit van 18 juli 2025.

Conclusie en gevolgen

5. Het beroep is gezien het voorgaande niet-ontvankelijk. De rechtbank beoordeelt het beroep dus niet inhoudelijk. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F.A. Groeneveld, rechter, in aanwezigheid van mr. J. Dommerholt, griffier.
De beslissing is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.