ECLI:NL:RBDHA:2025:16836
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf wegens onvoldoende bewijs van identiteit en familierechtelijke relatie
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag voor een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv). De aanvraag werd door de minister van Asiel en Migratie afgewezen op 26 februari 2024, en het bezwaar daartegen werd bij besluit van 20 maart 2025 gehandhaafd. Eiseres, met Eritrese nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend om in Nederland te verblijven bij haar gestelde vader, referent. De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2025 behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.
De rechtbank oordeelt dat de identiteit van eiseres en de familierechtelijke relatie met referent niet zijn aangetoond. Er zijn verschillende geboortedata en persoonsgegevens op de overgelegde documenten, wat leidt tot onduidelijkheid. Eiseres stelt dat verweerder een te zware bewijslast hanteert en dat alternatieven zoals een gehoor of DNA-test aangeboden hadden moeten worden. De rechtbank concludeert echter dat het aan eiseres is om haar identiteit en de relatie met referent te staven, en dat verweerder op goede gronden heeft geoordeeld dat dit niet is gebeurd.
De rechtbank wijst erop dat de geboortedata op de verschillende documenten niet overeenkomen en dat er geen bewijs is dat referent het gezag heeft over eiseres. De rechtbank heeft begrip voor de moeilijkheden van eiseres, maar concludeert dat verweerder terecht geen aanleiding heeft gezien voor nader onderzoek. Het beroep wordt ongegrond verklaard en eiseres krijgt geen proceskostenvergoeding.