ECLI:NL:RBDHA:2025:16871

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
12 september 2025
Publicatiedatum
12 september 2025
Zaaknummer
09/214706-22
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor bankhelpdeskfraude met voorwaardelijke gevangenisstraf en onvoorwaardelijke taakstraf

Op 12 september 2025 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bankhelpdeskfraude. De verdachte, geboren in 2002, werd beschuldigd van het plegen van diefstal door zich voor te doen als bankmedewerker en slachtoffers te misleiden om hen te laten afgeven van geld en sieraden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte samen met anderen in de periode van 25 april tot en met 24 augustus 2022 meerdere slachtoffers heeft benaderd, waarbij zij hen onder druk zetten om hun bankpassen, pincodes en waardevolle bezittingen af te geven. De rechtbank heeft de verdachte op basis van de bewijsmiddelen schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten, waaronder het medeplegen van diefstal en het voorhanden hebben van niet-openbare gegevens die door misdrijf zijn verkregen. De officier van justitie had een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden en een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren geëist. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van zes maanden met een proeftijd van twee jaar, en een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren, met aftrek van de tijd in voorarrest. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder haar jonge leeftijd en de impact van de straf op haar situatie als jonge moeder. De rechtbank heeft de verdachte ook verplicht zich te melden bij de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/214706-22
Datum uitspraak: 12 september 2025
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren op [geboortedag] 2002 te [geboorteplaats] ,
BRP-adres: [adres] , [postcode] , [woonplaats] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 22 augustus 2025 (inhoudelijke behandeling) en na aanhouding gesloten op de terechtzitting van 12 september 2025.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. R.P. Tuinenburg en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. N.B. Genemans naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1
zij in of omstreeks de periode 25 april tot en met 24 augustus 2022 in Amsterdam en/of Hoogeveen en/of Utrecht en/of Rotterdam en/of Alphen aan den Rijn en/of Asten, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, een of meerdere geldbedragen (van in totaal €25.935,-) en/of sierraden, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [naam 1] en/of [naam 2] en/of [naam 3] en/of [naam 4] en/of [naam 5] , in elk geval aan een ander dan aan verdachte en/of haar mededader(s) toebehoorde(n) heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen geldbedragen of sieraden onder haar/hun bereik te brengen door middel van een valse hoedanigheid en/of met behulp van een valse sleutel en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, immers
- zijn voornoemde slachtoffers gebeld door iemand die zich voordeed als een medewerker van de fraudehelpdesk en/of fraudeafdeling van een (Nederlandse) bank en/of
- is tegen voornoemde slachtoffers gezegd dat er (in België) een poging is gedaan om geld van hun rekening(en) te halen en/of
- is tegen voornoemde slachtoffers gezegd dat hun rekeningen (mogelijk) gevaar liepen en/of
- is tegen voornoemde slachtoffers gezegd dat er een medewerker van de bank langs zal komen omdat er (vermoedelijk) een virus op hun telefoon aanwezig is en/of
- is tegen voornoemde slachtoffers gezegd dat er iemand van de veiligheidsdienst en/of bank langs zal komen om geld en/of sieraden bij ze op te halen om deze veilig te stellen en/of woorden van gelijke aard of strekking en/of
- is tegen voornoemde slachtoffers gezegd dat zij hun telefoon en/of (doorgeknipte) bankpas aan de vermeend bankmedewerker dient mee te geven en/of
- zijn voornoemde slachtoffers door de vermeend bankmedewerker gevraagd om hun pincode via de telefoon in te spreken en/of mee te geven aan de persoon aan de deur en/of
- is er gebruik gemaakt van bankpassen tot het gebruik waarvan zij, verdachte, en/of haar mededaders niet gerechtigd was/waren;
2
zij in of omstreeks de periode van 16 mei 2022 tot en met 24 augustus 2022 te Amsterdam en/of ’s-Gravenhage en/of Rotterdam, althans in Nederland, niet-openbare gegevens, te weten NAW-gegevens en/of IBAN’s en/of telefoonnummers heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte, wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat het door misdrijf verkregen gegevens betrof;
De tekst van de tenlastelegging is ook als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.De bewijsbeslissing

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2
Het standpunt van de verdediging
Met betrekking tot feit 1 van de tenlastelegging heeft de raadsman zich overeenkomstig zijn pleitnota kortgezegd op het standpunt gesteld dat de verdachte op onderdelen dient te worden vrijgesproken. Voor het overige heeft de verdediging zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank. Waar nodig zal de rechtbank hierna uitgebreider ingaan op specifiek ingenomen standpunten.
3.3
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank heeft in bijlage II opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
3.4
Bewijsoverwegingen
Inleiding
In de periode van 25 april tot en met 24 augustus 2022 zijn aangevers [naam 1] , [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] , gebeld door een persoon die zich als een bankmedewerker voordeed en aangevers vertelde dat er mogelijk gefraudeerd werd met hun bankrekening. Vervolgens kwam een persoon bij de aangevers aan de deur aan wie zij - op aangeven van de vermeende bankmedewerker - hun bankpassen en pincodes afgaven. Hierna is er geld van de rekeningen van de aangevers afgehaald. Éen aangever heeft ook sieraden aan de persoon aan de deur meegegeven.
Op 24 augustus 2022 is de verdachte aangehouden samen met twee andere personen. Hierbij is de telefoon van de verdachte in beslag genomen. Uit onderzoek van de politie is gebleken dat deze telefoon gebruikt werd bij bankhelpdeskfraude.
Telefoon
De verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat de telefoon van haar was maar dat de telefoon ook door andere personen werd gebruikt.
De rechtbank gaat er vanuit dat de telefoon alleen door de verdachte is gebruikt. De telefoon is bij haar aangetroffen en de verdachte heeft verklaard dat dit alleen haar telefoon betrof. Voorts bevat het opsporingsonderzoek geen enkel concreet aanknopingspunt dat anderen gebruik hebben gemaakt van deze onder de verdachte aangetroffen telefoon.
Diefstal
De raadsman heeft zich - ten aanzien van de onder feit 1 ten laste gelegde sieraden en de eerste zeven gedachtestreepjes van dit feit - op het standpunt gesteld dat geen sprake is van ‘wegnemen’ in de zin van artikel 310 van het Wetboek van Strafrecht (Sr).
Voor een veroordeling voor diefstal van een aan een ander toebehorend goed — zoals
bedoeld in artikel 310 Sr — is onder meer vereist dat de dader zich de feitelijke heerschappij
over dat goed heeft verschaft dan wel dit aan de feitelijke heerschappij van de rechthebbende heeft onttrokken (vgl. HR 22 maart 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP2627 en HR 23 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:676). Beslissend voor de wegneming, als bedoeld in artikel 310 Sr, is niet zozeer een actieve daad van wegnemen, maar het verkrijgen van de
feitelijke heerschappij over een goed. Daarnaast speelt ook de intentie waaronder dat goed
wordt verkregen hier een rol (vgl. ECLI:NL:HR:2018:367). Overigens geldt dat het feit dat de verdachte mogelijkerwijs ook ter zake van oplichting had kunnen worden vervolgd, niet in de weg staat aan de vaststelling of feitelijk sprake is van wegneming. (vgl. ECLI:NL:HR:2015:1251).
Terwijl de aangevers telefonisch contact hadden met de verdachte, werd hen wijsgemaakt dat zij het risico liepen hun waardevolle bezittingen te verliezen. Onder druk van een vermeende bankmedewerker, werden zij dus bewogen tot afgifte van hun bankpassen met pincode, contant geld en sieraden. In de veronderstelling dat hun bezittingen veilig gesteld zouden worden, gaven de aangevers de goederen af waarna de verdachte en haar medeverdachten hierover konden beschikken. Daarmee heeft de verdachte zich met haar medeverdachten dus de feitelijke heerschappij over de bankpassen met pincode, het contante geld en de sieraden verschaft. Dit geldt bij uitstek voor bankpassen die met de juiste pincodes vrijelijk door de verdachte en haar medeverdachten gebruikt konden worden. Hiermee is sprake van ‘wegnemen’ in de zin van artikel 310 Sr.
De rechtbank oordeelt dat met voornoemde werkwijze ook sprake is van een valse hoedanigheid, valse sleutel en samenweefsel van verdichtsels zoals bedoeld in artikel 311 Sr. De verdachte en medeverdachten hebben zich immers voorgedaan als bankmedewerker terwijl zij dat niet waren en hebben de aangevers zo bewogen tot afgifte van goederen, met de bedoeling om zich dit geld en deze sierraden wederrechtelijk toe te eigenen.
De rechtbank is anders dan de raadsman en de verdachte van oordeel dat de sieraden en de eerste zeven gedachtestreepjes in de tenlastelegging bewezen kunnen worden verklaard.
Betrokkenheid verdachte inzake [naam 3]
De raadsman heeft zich - ten aanzien van het onder feit 1 tenlastegelegde met betrekking tot aangeefster [naam 3] – op het standpunt gesteld dat de verdachte hiervan moet worden vrijgesproken. De raadsman voert aan dat er wel aanwijzingen zijn voor betrokkenheid maar dat deze geen duidelijk beeld geven van de daadwerkelijke bijdrage van de verdachte dat als medeplegen kan worden aangemerkt.
De rechtbank stelt op basis van de bewijsmiddelen vast dat de verdachte samen met twee medeverdachten waaronder [medeverdachte] op 24 augustus 2022 in Rotterdam was. Even daarvoor had aangever [naam 3] geld en sieraden afgegeven aan medeverdachte [medeverdachte] . Verdachte en de medeverdachten werden in de buurt van een juwelier aangehouden waar ze zojuist de sieraden van [naam 3] hadden omgewisseld voor geld. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat hij in aanloop naar het ophalen van het geld en de sieraden bij [naam 3] was opgehaald door een jongen en een meisje, de rechtbank gaat er vanuit dat dit meisje de verdachte is, die hem aanwijzingen gaf hoe te werk te gaan bij aangever [naam 3] aan de deur, en aan wie hij nadat hij in een taxi is gestapt een tasje met geld en sieraden heeft overhandigd. Gelet op deze feiten en omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking in de vorm van medeplegen tussen de verdachte, de medeverdachte en [medeverdachte] .
Conclusie
Gelet op voorgaande stelt de rechtbank vast dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden verklaard.
3.5
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1
zij in de periode
van25 april tot en met 24 augustus 2022 in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, meerdere geldbedragen en/of sieraden die geheel of ten dele aan [naam 1] en [naam 2] en [naam 3] en [naam 4] en [naam 5] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en weg te nemen geldbedragen onder hun bereik te brengen door middel van een valse hoedanigheid en met behulp van een valse sleutel en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, immers
- zijn voornoemde slachtoffers gebeld door iemand die zich voordeed als een medewerker van de fraudehelpdesk en/of fraudeafdeling van een bank en/of
- is tegen voornoemde slachtoffers gezegd dat er een poging is gedaan om geld van hun rekening te halen en/of
- is tegen voornoemde slachtoffers gezegd dat hun rekeningen (mogelijk) gevaar liepen en/of
- is tegen voornoemde slachtoffers gezegd dat er een medewerker van de bank langs zal komen omdat er (vermoedelijk) een virus op hun telefoon aanwezig is en/of
- is tegen voornoemde slachtoffers gezegd dat er iemand van de veiligheidsdienst en/of bank langs zal komen om geld en sieraden bij ze op te halen om deze veilig te stellen en/of woorden van gelijke aard of strekking en/of
- is tegen voornoemde slachtoffers gezegd dat zij hun telefoon en/of (doorgeknipte) bankpas aan de vermeend bankmedewerker dient mee te geven en/of
- zijn voornoemde slachtoffers door de vermeend bankmedewerker gevraagd om hun pincode via de telefoon in te spreken en/of mee te geven aan de persoon aan de deur en/of
- is er gebruik gemaakt van bankpassen tot het gebruik waarvan zij, verdachte, en/of haar mededaders niet gerechtigd;
2
zij in de periode van 16 mei 2022 tot en met 24 augustus 2022 in Nederland, niet-openbare gegevens, te weten NAW-gegevens en IBAN’s en telefoonnummers voorhanden heeft gehad, terwijl zij, verdachte, redelijkerwijs moest vermoeden dat het door misdrijf verkregen gegevens betrof;
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

4.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De strafoplegging

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met een proeftijd van twee jaren onder de algemene voorwaarden. Daarnaast heeft de officier van justitie een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren gevorderd, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht (zijnde: 3 dagen)
6.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht te volstaan met een gevangenisstraf gelijk aan het voorarrest, een taakstraf en een voorwaardelijk straf met reclasseringstoezicht. De verdachte is gemotiveerd om toch weer mee te werken aan een meldplicht. De verdediging heeft tevens verzocht rekening te houden met de schending van de redelijke termijn, de langdurige periode van schorsing van de voorlopige hechtenis, de proceshouding van verdachte en haar situatie als jonge moeder in een kwetsbare situatie en periode.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straffen zijn in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken.
De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen op georganiseerde en professionele wijze schuldig gemaakt aan gekwalificeerde diefstal. De slachtoffers waren telkens mensen van hogere leeftijd die door de ogenschijnlijk snelle en betrouwbare benadering door de verdachte en haar medeverdachten zijn bewogen tot de afgifte van gegevens en goederen. Dit deed de verdachte met haar medeverdachten door bankhelpdeskfraude te plegen.
De slachtoffers werden telefonisch benaderd door iemand die zich voordeed als bankmedewerker, waarbij veelal werd aangegeven dat een poging was gedaan om geld van hun rekening te halen en dat hun rekeningen mogelijk gevaar liepen. De verdachte en haar mededaders hebben op zeer geraffineerde wijze misbruik gemaakt van het vertrouwen dat zij en haar mededaders in die hoedanigheid van de slachtoffers wisten te winnen. Extra kwalijk is dat feiten bij de slachtoffers thuis hebben plaatsgevonden. Het gevoel van veiligheid dat iedereen in en rond het eigen huis zou moeten hebben, is hierdoor ernstig geschaad.
Bankhelpdeskfraude is een ernstige vorm van criminaliteit die, naast financiële schade, veel overlast en gevoelens van onmacht en onveiligheid bij de slachtoffers teweegbrengt. Het is extra kwalijk dat juist mensen van hogere leeftijd doelbewust tot slachtoffer zijn gemaakt, vanwege hun grote kwetsbaarheid en afhankelijkheid.
Voor deze fraude heeft de verdachte gebruik gemaakt van lijsten met persoonlijke gegevens van verschillende (potentiële) slachtoffers die de verdachte niet voorhanden had mogen hebben.
De verdachte heeft slechts aan haar eigen (financiële) gewin gedacht en op geen enkele wijze rekening gehouden met de belangen van de slachtoffers. De rechtbank rekent dit de verdachte aan.
Strafblad
De rechtbank heeft kennisgenomen van het strafblad van de verdachte van 10 juli 2025. Hieruit volgt dat de verdachte niet eerder in aanraking met justitie is gekomen.
Persoon van de verdachte
De rechtbank heeft kennisgenomen van een reclasseringsadvies over de verdachte van 4 november 2022, waaruit volgt dat bij de verdachte sprake is van beperkte handelsvaardigheden en dat zij een belast verleden heeft. De verdachte is op jonge leeftijd uit huis geplaatst. De verdachte heeft op jonge leeftijd een zoontje gekregen die bij haar moeder woont. De reclassering is van mening dat eventuele hechtenis de trauma’s van de verdachte kunnen verergeren en haar mentale en fysieke toestand zal verslechteren.
Tevens heeft de rechtbank acht geslagen op een ‘advies vroegtijdige negatieve beëindiging toezicht’ van de reclassering van 12 juli 2024. Hieruit blijkt dat sprake is van een gemiddeld recidiverisico en problematiek op alle leefgebieden van de verdachte. Desondanks ziet de reclassering geen meerwaarde in voortzetting van reclasseringstoezicht dat sinds augustus 2022 op de verdachte is toegepast. Binnen het gedwongen kader is het de reclassering niet gelukt om de verdachte voldoende te motiveren om de noodzakelijke behandelingen te volgen. De mentale en fysieke toestand van de verdachte maken het voor de reclassering onmogelijk om te werken aan de gestelde doelen. De reclassering constateert dat dit eerder een gevolg is van onmacht van de verdachte en niet zozeer onwil.
Straf
De aard en ernst van de feiten zou zonder meer een aanzienlijke onvoorwaardelijke gevangenisstraf rechtvaardigen. Desalniettemin heeft de rechtbank ook oog voor de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte is nog jong en heeft ter zitting aangegeven gemotiveerd te zijn om een andere weg in te slaan waarbij zij zich realiseert dat hulp van de reclassering onontbeerlijk is gelet op haar kwetsbare persoonlijke situatie en waaraan zij zich committeert.
Redelijke termijn
De rechtbank stelt verder vast dat de redelijke termijn is overschreden met ruim twaalf maanden en zal dit in straf verminderende zin meewegen.
Conclusie
De rechtbank acht, alles afwegende, een voorwaardelijke gevangenisstraf van 6 maanden passend en geboden, met een proeftijd van twee jaren en de bijzondere voorwaarde van een meldplicht bij de reclassering om te bewerkstelligen dat een oplossing wordt gevonden voor de problematiek van de verdachte en zo de kans op recidive terug te dringen. Daarnaast zal de rechtbank de verdachte een onvoorwaardelijke taakstraf van 240 uren opleggen, met aftrek van de tijd in voorarrest doorgebracht (zijnde: 3 dagen).
Voorlopige hechtenis
De rechtbank heft op het door deze rechtbank gegeven geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte.

7.De inbeslaggenomen voorwerpen

Van het voorwerp op de beslaglijst met het nummer PL1500-2022252307-G2819976 is afstand gedaan door de verdachte.

8.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straffen zijn gegrond op de artikelen:
- 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 57, 139, 311 van het Wetboek van Strafrecht;
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

12.De beslissing

De rechtbank:
verklaart wettig en overtuigend bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 3.5 bewezen is verklaard;
verklaart het bewezen verklaarde strafbaar en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
medeplegen van diefstal waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van het aannemen van een valse naam of een valse hoedanigheid en door listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, meermalen gepleegd;
ten aanzien van feit 2:
het voorhanden hebben van niet-openbare gegevens, terwijl hij ten tijde van het voorhanden krijgen van deze gegevens wist dat deze door misdrijf zijn verkregen;
verklaart de verdachte daarvoor strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot:
een gevangenisstraf voor de duur van
6(
ZES)
MAANDEN;
bepaalt dat die straf, groot
6 (ZES) MAANDEN, niet zal worden tenuitvoergelegd onder de
algemene voorwaardedat de veroordeelde zich voor het einde van de hierbij op twee jaren vastgestelde proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
en onder de bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde:
- zich gedurende de proeftijd meldt bij de Reclassering Nederland op door de reclassering te bepalen tijdstippen, zo frequent en zolang deze dat noodzakelijk acht;
geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van haar identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht daaronder begrepen;
veroordeelt de verdachte voorts tot:
een taakstraf voor de tijd van
240 (TWEEHONDERDVEERTIG) UREN;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
4 (VIER) MAANDEN;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorlopige hechtenis doorgebracht (zijnde: 3 dagen), bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk gedeelte van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op 2 uren per dag.
heft op het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte;
de inbeslaggenomen goederen
verstaat dat van het voorwerp op de beslaglijst met het nummer PL1500-2022252307-G2819976 door de verdachte afstand is gedaan.
Dit vonnis is gewezen door
mr. E.C. Kole, voorzitter,
mr. G. Kuijper, rechter,
mr. J. Herfkens, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D.A. Goldstoff en mr. B. van der Laken, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 12 september 2025.
Griffier Goldstoff is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.