ECLI:NL:RBDHA:2025:16964

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2025
Publicatiedatum
15 september 2025
Zaaknummer
24_970
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bestuurlijke boete voor vergunninghouder kansspelen wegens reclame gericht op jongvolwassenen

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag op 16 september 2025, wordt het beroep van Hillside New Media Malta Plc tegen een bestuurlijke boete van € 400.000,- behandeld. De boete werd opgelegd door de Kansspelautoriteit wegens het versturen van reclame gericht op jongvolwassenen, wat in strijd is met de Wet op de kansspelen. De rechtbank oordeelt dat de eiseres, die een vergunning heeft voor het organiseren van kansspelen op afstand, in de periode van 26 oktober 2021 tot en met 1 februari 2022 generieke reclameberichten heeft gestuurd naar jongvolwassen spelers. De rechtbank concludeert dat deze activiteiten als gericht op jongvolwassenen kunnen worden beschouwd, ondanks het verweer van eiseres dat de berichten niet specifiek op deze doelgroep waren gericht. De rechtbank bevestigt dat de wetgeving voldoende duidelijk was en dat de boete terecht is opgelegd. Echter, vanwege een overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wordt de boete gematigd tot € 397.500,-. De rechtbank vernietigt het eerdere besluit voor wat betreft de hoogte van de boete en stelt de nieuwe boete vast. De uitspraak benadrukt het belang van bescherming van kwetsbare groepen, zoals jongvolwassenen, in het kansspelbeleid.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Bestuursrecht
zaaknummer: SGR 24/970

uitspraak van de meervoudige kamer van 16 september 2025 in de zaak tussen

Hillside New Media Malta Plc, uit Ta'Xbiex (Malta), eiseres

(gemachtigden: mr. F.C. Tolboom en mr. J. Crone),
en

de raad van bestuur van de Kansspelautoriteit, verweerder

(gemachtigden: mr. E. Özdemir, mr. I.J.M. Rietbergen-Houbiers).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen een bestuurlijke boete.
1.1.
Verweerder heeft met het besluit van 21 februari 2023 (het boetebesluit) aan eiseres een bestuurlijke boete opgelegd. Bij het besluit van 24 februari 2023 (het openbaarmakingsbesluit) heeft verweerder beslist tot openbaarmaking van het boetebesluit. Met het besluit van 12 december 2023 (het bestreden besluit) op de bezwaren van eiseres is verweerder bij het boetebesluit en het openbaarmakingsbesluit gebleven.
1.2.
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 8 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres, de gemachtigden van eiseres en de gemachtigden van verweerder.

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat deze zaak over?
2. Eiseres is de houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand. Eiseres heeft in de periode van 26 oktober 2021 tot en met 1 februari 2022 meerdere bij haar geregistreerde jongvolwassen spelers e-mailberichten gestuurd waarin het aanbod van eiseres werd aangeprezen, waaronder bonussen. Daarmee heeft zij volgens verweerder wervings- en reclameactiviteiten voor kansspelen gericht op personen in de leeftijdscategorie tussen 18 en 24 jaar (jongvolwassenen). Dit is verboden. [1] Verweerder heeft daarom aan eiseres een boete van € 400.000,- opgelegd.
Wat zijn de regels?
3. De relevante regels staan in de bijlage. De bijlage hoort bij de uitspraak.
Wat vindt eiseres in beroep?
4. Eiseres stelt zich op het standpunt dat verweerder haar geen boete had mogen opleggen, omdat er geen overtreding is. De reclameberichten waren namelijk niet gericht op jongvolwassenen. Het ging om reclame in de vorm van generieke mailingcampagnes aan alle bij eiseres ingeschreven en gecontroleerde spelers die uitdrukkelijk hadden aangegeven reclame te willen ontvangen. Dat daaronder ook jongvolwassenen vielen, maakt niet dat de reclame op deze doelgroep is gericht. Taalkundig betekenen “richten aan” en “richten op” niet hetzelfde. “Richten op” betekent een bepaalde specifieke concentratie op - in dit geval - een groep van personen. “Richten aan” betekent het versturen van een bericht aan een groep van personen. Verweerder interpreteert artikel 2, vierde lid, aanhef en onder a, van het Bwrvk ten onrechte als een totaalverbod op het versturen van reclameboodschappen aan jongvolwassenen, ongeacht de inhoud daarvan. Zo’n verbod is er pas na de overtreding gekomen met het Besluit ongerichte reclame kansspelen op afstand. Bovendien brengt het kanalisatiebelang met zich dat het sturen van reclameberichten aan jongvolwassenen nodig is. Het is van belang dat ook bestaande spelers worden weggehouden bij illegale aanbieders van kansspelen. Daarnaast is de boete in strijd met het rechtszekerheidsbeginsel en het lex certa-beginsel, omdat de norm vervat in artikel 2, vierde lid, aanhef en onder a, van het Bwrvk onvoldoende duidelijk, bepaald en kenbaar was ten tijde van de overtreding. Ook had verweerder moeten afzien van een bestuurlijke boete of hij had moeten kiezen voor een ander handhavingsinstrument. Voor zover het opleggen van een boete wel passend en geboden is, had verweerder de boete moeten matigen. Eiseres heeft gewezen op een aantal andere gevallen waarin verweerder niet is overgaan tot het opleggen van een punitieve sanctie of een lagere boete heeft opgelegd. Eiseres heeft zich hierbij beroepen op het gelijkheidsbeginsel. Ten slotte voert eiseres aan dat verweerder het boetebesluit en het openbaarmakingsbesluit niet openbaar had mogen maken. In de eerste plaats omdat artikel 3.1 van de Wet open overheid (Woo) ontoereikende wettelijke grondslag biedt voor openbaarmaking van boetebesluiten. In de tweede plaats omdat sprake is van onevenredige benadeling.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
Overtreding
5. De rechtbank is van oordeel dat eiseres artikel 2, vierde lid, aanhef en onder a, van het Bwrvk heeft overtreden. Niet in geschil is dat eiseres in de periode van 26 oktober 2021 tot en met 1 februari 2022 generieke reclameberichten heeft gestuurd aan jongvolwassen spelers. Zoals de rechtbank in eerdere uitspraken heeft overwogen, [2] is hiermee gegeven dat deze wervings- en reclameactiviteiten op jongvolwassenen waren gericht. Verweerder heeft voldoende gemotiveerd dat de wetgever met “richten op” ook “richten aan” heeft bedoeld. Omdat sprake was van gerichte reclame, hoefde de gerichtheid op jongvolwassenen niet verder door verweerder te worden beoordeeld naar de specifieke inhoud van de e-mailberichten. Alleen bij ongerichte reclame speelt de vraag of de uitingen naar hun inhoud genomen op een kwetsbare groep zijn gericht.
Kanalisatiebelang
6. Er bestaat geen grond voor het oordeel dat vanwege het kanalisatiebelang geen sprake kan zijn van een totaalverbod op het sturen van reclameberichten aan jongvolwassen spelers. De door eiseres aangeschreven jongvolwassen spelers zijn al bekend met en maken al gebruik van het legale aanbod. Zoals verweerder stelt, is één van de belangrijke verschillen tussen het illegale aanbod en het legale aanbod nu juist dat er binnen het legale aanbod waarborgen zijn om jongvolwassenen beter te beschermen. Daarmee is niet verenigbaar om de jongvolwassenen die gebruik maken van het legale aanbod aan te moedigen om meer legaal te gaan gokken door ze bijvoorbeeld op bonussen te wijzen. De stelling van eiseres dat het maken van reclame nodig is om te voorkomen dat de jongvolwassenen weer terugkeren naar het illegale aanbod, is niet onderbouwd.
Het rechtszekerheidsbeginsel en het lex-certa beginsel
7. De rechtbank is van oordeel dat van strijd met het lex certa-beginsel en het rechtszekerheidsbeginsel geen sprake is.
7.1
De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de strekking van het overtreden verbod voldoende nauwkeurig, duidelijk en ondubbelzinnig is omschreven en niet voor meerdere interpretaties vatbaar is. [3] Het had eiseres niet alleen op basis van de bewoordingen van de verbodsbepaling helder moeten zijn dat het versturen van e-mailberichten over haar aanbod aan jongvolwassen spelers neerkomt op het richten van reclameactiviteiten op deze groep, maar ook gelet op de doelstelling van deze bepaling. Een wezenlijk uitgangspunt van de Wet op de kansspelen (Wok) en het Nederlandse kansspelbeleid is immers dat maatschappelijk kwetsbare groepen als jongvolwassenen moeten worden beschermd. [4] Dit is ingegeven door de verslavingsrisico’s en het belang die risico’s te beperken. De wervings- en reclameactiviteiten van vergunninghouders moeten daaraan bijdragen. Dit uitgangspunt verhoudt zich niet met de interpretatie die eiseres voorstaat en laat geen andere uitleg toe, dan dat ‘richten op’ ook ‘richten aan’ omvat.
7.2
De stelling van eiseres dat in ieder geval vijf andere vergunninghouders (waaronder de twee staatsdeelnemingen Holland Casino en TOTO Online) de verbodsbepaling niet hebben ingevuld als een totaalverbod op het versturen van reclameboodschappen aan jongvolwassenen leidt niet tot een ander oordeel
.Dat andere vergunninghouders dezelfde rechtsnorm ook op een verkeerde manier hebben geïnterpreteerd en daarmee een (vrijwel) identieke overtreding hebben begaan als eiseres, betekent niet dat de overtreden rechtsnorm onduidelijk is. [5]
7.3
Alhoewel juist is dat het ‘Besluit ongerichte reclame kansspelen op afstand’ op het moment van de overtreding nog niet inwerking was getreden, overweegt de rechtbank dat dit besluit ziet op het terugdringen van de hoeveelheid ongerichte reclames en dus niet op gerichte reclames zoals hier aan de orde. Verweerder stelt terecht dat het enkele feit dat op een later moment de regels voor ongerichte reclame zijn aangescherpt, [6] niet maakt dat de normen voor gerichte reclame onduidelijk waren.
7.4
Ten slotte geven de (toelichting op de) Beleidsregels verantwoord spelen en de uitlatingen van verweerder en andere instanties die door eiseres zijn aangehaald, waaronder vragen van het ministerie van Justitie en Veiligheid aan verweerder en een blog van de voorzitter van de Ksa van 21 mei 2021, geen aanknopingspunten om aan te nemen dat er wezenlijke twijfels bestonden over de uitleg van het begrip “richten op”. Voor zover de uitingen al zagen op gerichte reclame zoals hier aan de orde, doet het feit dat er vragen zijn gesteld over de norm niet af aan de evidentie van de bedoeling van wetgever. De door eiseres benoemde twijfels van de Afdeling Advisering van de Raad van State, betroffen een ander aspect, namelijk de verhouding tussen de begrippen “gericht” en “ongericht”.
Keuze voor een boete
8. Omdat eiseres artikel 2, vierde lid, aanhef en onder a, van het Bwrvk heeft overtreden, was verweerder bevoegd om een boete op te leggen. [7] Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder in redelijkheid gebruik mogen maken van die bevoegdheid. Dat verweerder ook bevoegd is tot oplegging van een andere maatregel, betekent niet dat hij van boeteoplegging had moeten afzien. Zoals verweerder in het boetebesluit heeft betrokken, was eiseres bekend met de leeftijd van de bij haar geregistreerde spelers. Hoewel het schrappen van jongvolwassenen uit de mailinglijst technisch mogelijk en uitvoerbaar was, heeft eiseres dit niet gedaan en heeft zij haar wervings- en reclameberichten gericht op een aanzienlijk deel van de bij haar geregistreerde jongvolwassen spelers. Anders dan eiseres meent, was daarom sprake van een ernstige overtreding
.De overtreding rechtvaardigt een sanctie waarvan een afschrikkende werking uitgaat. Zoals verweerder heeft gesteld, heeft een herstelsanctie geen, of in veel mindere mate, afschrikwekkende werking dan een punitieve sanctie. Hetzelfde geldt voor een waarschuwing of een norm overdragend gesprek.
Hoogte van de boete
9. Verweerder heeft (nog) geen beleidsregels voor boetehoogtes voor vergunninghouders, maar wijst er terecht op dat dit niet verplicht is. Beoordeeld moet worden of verweerder, gelet op de wettekst van artikel 5:46, tweede lid, van de Awb en het evenredigheidsbeginsel, de hoogte van de boete voldoende heeft onderbouwd. Verweerder moet de hoogte van de boete afstemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten. Daarbij moet hij rekening houden met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. [8]
9.1
Verweerder mocht uitgaan van een basisbedrag van € 350.000,-. Dat bedrag ligt onder het toegestane wettelijke maximum, terwijl de overtreding ernstig is en de verwijtbaarheid van eiseres zwaar. [9] Een basisbedrag kan worden verhoogd op basis van omstandigheden, bijvoorbeeld de recidive, duur, omvang van een overtreding of als de overtreding standaard onderdeel van de bedrijfsvoering was. Verweerder heeft in het boetebesluit afdoende gemotiveerd dat een verhoging van het basisbedrag redelijk is, omdat de overtreding gedurende drie maanden onderdeel is geweest van de bedrijfsvoering.
9.2
Verweerder hoefde geen aanleiding te zien om de boete te matigen, omdat sprake zou zijn van verminderde verwijtbaarheid. Zoals hiervoor is overwogen en anders dan eiseres meent, was de overtreden rechtsnorm duidelijk. Van een grote, professionele aanbieder van online kansspelen mag worden verwacht dat zij voorkomt dat haar wervings- en reclameactiviteiten zijn gericht op jongvolwassenen. Dat eiseres zelf is gestopt met haar reclameberichten aan jongeren, vermindert de ernst en de verwijtbaarheid van de begane overtreding niet.
9.3
De beroepsgrond van eiseres dat zij een lagere boete had moeten krijgen in vergelijking met andere beboete vergunninghouders, omdat de door haar begane overtreding korter heeft geduurd, slaagt niet. De rechtbank is van oordeel dat de overtreding die eiseres heeft begaan niet minder ernstig was. Verweerder heeft gesteld dat in al deze gevallen gedurende een periode van meerdere maanden veelvuldig reclameberichten aan jongvolwassenen zijn gestuurd en dat dit in alle gevallen een standaardonderdeel is geweest van de bedrijfsvoering. Weliswaar heeft eiseres de wervings- en reclameactiviteiten zelf stopgezet na 98 dagen, maar verweerder heeft ter zitting toegelicht dat eiseres met de e-mailberichten in deze periode maar liefst 17.000 jongvolwassenen heeft aangeschreven.
9.4
Verweerder hoefde de boete ook niet te matigen omdat eiseres een
first offenderis. Verweerder stelt terecht dat uit de door eiseres genoemde uitspraak van de hoogste bestuursrechter, [10] die zag op de situatie dat door een ander bestuursorgaan rekening is gehouden met het zijn van
first offendervan een overtreder, niet blijkt dat in iedere zaak, alle bestuursorganen verplicht zijn om rekening te houden met een dergelijke omstandigheid.
Gelijkheidsbeginsel
10. Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel is vereist dat gelijke gevallen ongelijk worden behandeld.
10.1
Eiseres heeft erop gewezen dat Holland Casino, als normadressaat van artikel 2, vierde lid, aanhef en onder a, van het Bwrvk, in ieder geval in de periode van 2013 tot 2021 reclameberichten in de vorm van e-mailberichten heeft gestuurd aan jongvolwassenen en dat verweerder hiertegen niet handhavend heeft opgetreden. Naar het oordeel van de rechtbank gaat het hier niet om een gelijk geval. In de eerste plaats omdat dit voor de inwerkingtreding van de Wet Kansspelen op afstand plaatsvond. Daarnaast is de aard van de kansspelen die Holland Casino, als landcasino, aanbiedt heel anders dan de hoog risico kansspelen die eiseres aanbiedt. Kansspelen op afstand hebben bijzondere risico’s omdat ze laagdrempelig zijn, een (zeer) hoog speeltempo hebben en fysiek contact tussen de aanbieder en de speler ontbreekt. Ook werd door eiseres gebruikgemaakt van doorklikopties, waarbij direct kon worden deelgenomen aan een kansspel. Gelet op de verschillen tussen Holland Casino en eiseres leidt het feit dat verweerder Holland Casino een periode van vier maanden heeft gegeven om de Favorites kaart en vergelijkbare programma’s en acties niet langer beschikbaar te stellen aan jongvolwassenen, terwijl hij eiseres een boete heeft opgelegd voor een overtreding van minder dan vier maanden, niet tot de conclusie dat verweerder de boete niet had mogen opleggen. Ook het niet handhavend optreden tegen de Xperience Card die Holland Casino aanbiedt aan jongvolwassen spelers is niet vergelijkbaar met de situatie van eiseres.
10.2
Verder heeft eiseres erop gewezen dat verweerder geen punitieve sanctie heeft opgelegd aan de Nationale Postcode Loterij, omdat er twijfels waren over een invulling van de norm. Wat hier verder ook van zij, zag ook dit niet op een vergelijkbare situatie, maar op het inzetten van een rolmodel. Ook de situatie dat in 2017 herstelsancties zijn opgelegd aan Holland Casino N.V., Staatsloterij B.V., Lotto B.V. en Nationale Postcode Loterij N.V. voor het adverteren op websites die zich richten op minderjarigen, is niet vergelijkbaar met de situatie van eiseres. Zoals hiervoor is overwogen zijn de aard van de kansspelen die de loterijen en Holland Casino aanbieden en de betreffende overtredingen heel anders dan de hoog risico kansspelen die eiseres aanbiedt.
10.3
Overigens maakt het feit dat op enig moment niet handhavend is opgetreden tegen een andere vergunninghouder die dezelfde norm heeft overtreden, niet dat verweerder de overtreding van eiseres niet mag beboeten. Verweerder heeft bovendien gesteld dat alle vergunninghouders waarbij een vergelijkbare overtreding is geconstateerd nu op een gelijke manier worden behandeld. Dat is door eiseres niet bestreden.
10.4
Verweerder heeft er verder op gewezen dat in het verleden lagere boetes zijn opgelegd voor ernstigere overtredingen, omdat destijds lagere boetebedragen golden. Met ingang van 1 oktober 2021 zijn de boetebedragen verhoogd.
Openbaarmaking
11. Verweerder heeft erop gewezen dat eiseres geen rechtsmiddel heeft aangewend tegen het besluit van 14 december 2023, houdende openbaarmaking van het bestreden besluit. Afgezien van de vraag of eiseres nu nog kan opkomen tegen het openbaar maken van het primaire besluit en het openbaarmakingsbesluit, is de rechtbank van oordeel dat verweerder de besluiten openbaar mocht maken.
11.1
Het is vaste rechtspraak van de hoogste bestuursrechter [11] dat het bij de toezichthoudende taak van verweerder past dat boetebesluiten worden gepubliceerd, zodat bekendheid wordt gegeven aan de wijze van uitvoering van deze taak en consumenten en aanbieders worden gewaarschuwd. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat uit het nog niet in werking getreden artikel 3.3, tweede lid, aanhef en onder k, van de Woo volgt dat sanctiebesluiten niet openbaar mogen worden gemaakt. Nog daargelaten dat verweerder niet gebonden is aan wetgeving die niet in werking is getreden, zou dit geen recht doen aan het doel van de wetgever van een transparantere overheid. [12]
11.2
Aangezien de rechtbank tot de conclusie is gekomen dat de boete op goede gronden is opgelegd, is geen sprake van onevenredige benadeling van eiseres door openbaarmaking van het boetebesluit en het openbaarmakingsbesluit.
Schadevergoeding overschrijding redelijke termijn
12. De rechtbank toetst ambtshalve of de redelijke termijn is overschreden. [13] Volgens vaste rechtspraak [14] geldt bij punitieve sancties als uitgangspunt dat de redelijke termijn is overschreden als, behoudens bijzondere omstandigheden, de rechtbank niet binnen twee jaar nadat deze termijn is aangevangen uitspraak doet. Deze termijn begint op het moment dat het betrokken bestuursorgaan jegens de beboete een handeling heeft verricht waaraan deze in redelijkheid de verwachting kan ontlenen dat aan hem een boete zal worden opgelegd. De termijn eindigt op het moment waarop de rechter uitspraak doet.
12.1
Dit geschil is gestart met het boetebesluit van 21 februari 2023 en eindigt met de uitspraak van vandaag. Dat betekent dat de procedure 2 jaar en 7 maanden, en daarmee 7 maanden te lang, heeft geduurd. In boetezaken waarin de redelijke termijn met meer dan 6 maanden, maar niet meer dan twaalf maanden, is overschreden ligt een vermindering met 10% met een maximum van € 2.500,- in de rede. De rechtbank ziet daarom aanleiding om de boete van € 400.000,- te matigen met € 2.500,- tot een bedrag van € 397.500,-.

Conclusie en gevolgen

13. Het beroep is gegrond, omdat de boete wordt gematigd vanwege overschrijding van de redelijke termijn. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen voor wat betreft de hoogte van het boetebedrag, het boetebesluit herroepen voor wat betreft de hoogte van het boetebedrag en de boete vaststellen op € 397.500,-. Ook zal de rechtbank bepalen dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
14. Omdat eiseres zelf geen beroep heeft gedaan op overschrijding van de redelijke termijn en de rechtbank dit ambtshalve heeft overwogen, en het beroep voor het overige niet slaagt, krijgt eiseres geen vergoeding voor haar proceskosten. Zij krijgt ook het betaalde griffierecht niet terug.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit voor wat betreft de hoogte van het boetebedrag;
- herroept het boetebesluit voor wat betreft de hoogte van het boetebedrag;
- bepaalt dat de opgelegde boete aan eiseres op € 397.500,- wordt gesteld;
- bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.I.H. Kerstens-Fockens, voorzitter, en mr. E.K.S. Mollen en mr. B. Wallage, leden, in aanwezigheid van mr. M. de Graaf, griffier.
Uitgesproken in het openbaar op 16 september 2025.
griffier
voorzitter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Wet op de kansspelen (Wok)
Artikel 4a, tweede lid,
[…]
2. De houders van vergunningen op grond van deze wet geven op zorgvuldige en evenwichtige wijze vorm aan wervings- en reclameactiviteiten waarbij in het bijzonder wordt gewaakt tegen onmatige deelneming. Bij wervings- en reclameactiviteiten voor kansspelen maakt een houder van een vergunning in ieder geval geen gebruik van persoonsgegevens die hij heeft verwerkt in het kader van deelname van die personen aan een ander kansspel als bedoeld in deze wet.
[…].
5. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot het eerste tot en met het vierde lid.
6. De in het vijfde lid bedoelde regels kunnen onder meer betrekking hebben op:
a. de inhoud van wervings- en reclameactiviteiten;
b. de doelgroepen waarop zodanige activiteiten zijn gericht;
c. de hoeveelheid, de tijdsduur en het tijdstip, en
d. de wijze waarop en de plaats waar wervings- en reclameuitingen worden gedaan.
[…].
Artikel 35a
1. De raad van bestuur kan een bestuurlijke boete opleggen wegens overtreding van de voorschriften vastgesteld bij of krachtens de artikelen […] 4a, […].
2. De bestuurlijke boete die voor een overtreding als bedoeld in het eerste lid kan worden opgelegd bedraagt ten hoogste het bedrag van de zesde categorie, bedoeld in artikel 23, vierde lid, van het Wetboek van Strafrecht of, indien dat meer is, 10% van de omzet in het boekjaar voorafgaande aan de beschikking.
[…].
Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen (Bwrvk)
Artikel 1
In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
[…]
e. wervings- en reclameactiviteiten: iedere vorm van communicatie waarmee vergunninghouders, al dan niet met behulp van derden, direct of indirect hun diensten of goederen aanprijzen;
f. bonus: een goed of een dienst, waaronder gratis speeltegoed, aangeboden om spelers voor de vergunde kansspelen te werven of te behouden of om reclame voor die kansspelen te maken;
[…].
Artikel 2
[…]
4. Onverminderd het eerste tot en met derde lid, richt de houder van een vergunning tot het organiseren van een speelcasino, tot het aanwezig hebben van een of meer kansspelautomaten in een speelautomatenhal of tot het organiseren van kansspelen op afstand zijn wervings- en reclameactiviteiten voor kansspelen niet op personen:
a.in de leeftijdscategorie tussen 18 en 24 jaar;
[…].
Artikel 2ab
1. De houder van een vergunning tot het organiseren van kansspelen op afstand ontplooit voor die kansspelen:
a. alleen zodanig specifiek gerichte wervings- en reclameactiviteiten dat deze geen personen bereiken als bedoeld in artikel 2, derde en vierde lid;
[…].
Wet open overheid (Woo)
artikel 3.1
1. Het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat, maakt bij de uitvoering van zijn taak uit eigen beweging de bij het bestuursorgaan berustende informatie neergelegd in documenten voor eenieder openbaar, indien dit zonder onevenredige inspanning of kosten redelijkerwijs mogelijk is, behoudens voor zover de artikelen 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 aan openbaarmaking in de weg staan of met de openbaarmaking geen redelijk belang wordt gediend. Deze informatie betreft in ieder geval informatie over het beleid, inclusief de voorbereiding, uitvoering, naleving, handhaving en evaluatie.

Voetnoten

1.Op grond van artikel 2, vierde lid, aanhef en onder a, van het Besluit werving, reclame en verslavingspreventie kansspelen (Bwrvk).
2.Uitspraken van deze rechtbank van 14 mei 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:10050, overweging 7.1, en 27 november 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:20001, overweging 6.1.
3.Uitspraken van deze rechtbank van 14 mei 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:10050, overweging 8.1 e.v., en 27 november 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:20001, overweging 7.1 e.v.
4.Kamerstukken II 2021/22, 24 557, nr. 191.
5.Uitspraak van deze rechtbank, 14 mei 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:10050, overweging 8.2.
6.Artikel 2ab, eerste lid, van het Bwrvk.
7.Artikel 35a, eerste lid, in samenhang met artikel 4a van de Wok.
8.Uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) van 12 maart 2025, ECLI:NL:RVS:2025:1035.
9.Uitspraak van deze rechtbank van 27 november 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:20001, r.o. 9.1.
10.Uitspraak van de Afdeling van 26 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1112, r.o. 6.8.
11.Uitspraak van de Afdeling van 29 mei 2024, ECLI:NL:RVS:2024:2221.
12.Uitspraak van de Rechtbank Den Haag, 14 mei 2024, ECLI:NL:RBDHA:2024:10050, overweging 10.4.
13.Als bedoeld in artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
14.Arrest van de Hoge Raad van 19 februari 2016, ECLI:NL:HR:2016:252 en de uitspraak van de Afdeling van 11 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1261.